. -4 iy< #

'* v*^ •'^' "?;.

[.4 k "% ïH

'^ .:' •'' il »s '*:> '.: ;.

:• - H- ^: 4 1^ <^ ^

-^ ■'* '^ :< ^,

_ '^k' M W '!^'!^ -^ * -fv

: ■>: ^ji f'/ 'i^;; •^■^s^ «?' {féï. ^ ^| ^ ^^='f'K-H K'^ H f^ H

i^^• ij.f*^ ii(-^ k'£ u

•^%' ; , M:m^'4 ^,

•f'; 'f! K'k'^v fl ^^^ ^ '^^^

•i>c f;^ 'W i; ^'' •' -si^y ■■!««;. 'f: f' 'f;! H . ... ^V^.M

'i'' -f'j. .il «^ -i^ .^^ ^' g.^ -1^ ^. ■*■ ■*■ •^^' '*:'. '^' ^--^ fj^ « -fv

•'A ï .

K

^::

■*!

■H

■'é

.*!

■^

it -i^. •*-: 'bt'

'H ^i

if

■.#i'

^

%

■■iV.

■*'■

é

*;4< r

*■■'' ■..«''

W'

«.■'

k

*:>

k

>•

:^'

■i

,■'' r .'• il'

'V:^ -i*;

w

«si^

y

5

Ift.'

*i

'*

''

, ' f'

4' ï^'

y

^!

•%

h.

•i^

#•

■■'*:'''

•■4

#' m'

is.

..'"

^

'd

: Ir

*

'!«^'

^77

2

(^

VARIA AMERICANA

DOOR

Dh. a. kuijper.

BOEKHANDEL

AMSTERDAM voorheen ' PRETORIA

H'ÓVEKER & WORMSER.

LIBRARY OF PRINCETON

THEOLOGICAL SEfvllflAiïï

KtlYPKR F,184.D9 K97 1899

Kuyper, Abraham, 1837-1920, Varia Americana /

'^

VARIA AMERICANA

DOOR

Dr. A. KUIJPER.

LIBRARY OF PRINCETON

THEOIOGIGAL SEMINARY |

BOEIvHANDEL AMSTERDAM voorheen PRETORIA

HÜVEKER & WORMSER.

TYP. ZUID-HOI-L. BOEK- EN HANDELSDRUKKEPIJ.

INHOUD.

Bldz.

I. Ons vooruit i

II. Onze Stamgenooten in Amerika 55

III. Uit het kerkelijk leven 123

IV. Boss- systeem . 168

V. „Expansion" 185

Digitized by the Internet Archive

in 2010 with funding trom

Princeton Theological Seminary Library

http://www.archive.org/details/variaamericanaOOkuyp

ONS VOORUIT.

Het lijdt geen twijfel , of Amerika is Europa in de ontplooiing van maatschappelijke veerkracht en in de opheffing van ons menschelijk leven tot hooger stand- punt vooruit. Nog altoos behoudt Europa in meer dan één opzicht boven de nieuwe wereld zekere voorkeur, allereerst door zijn meerdere historische rijpheid. Maar kiest ge tot maatstaf, het verzekeren van het hoogste percent levensgeluk aan het hoogste percent der be- volking, dan is geen tweeërlei oordeel mogelijk, en legt onze oude wereld het af

Te zeggen, dat in Amerika geen armoede geleden wordt, ware overdreven. Met name in de groote steden wordt in de afgelegen „tenements" door ouden van dagen en weduwen soms getobd; werkeloosheid komt

I

2 ONS VOORUIT.

voor; en er is wat men noemt de ^^Shimb''\ Maar wie de diepe ellende van het pauperisme in de achterhoeken van Londen en Parijs, van Berlijn en Weenen, van Amsterdam en Brussel, in al haar bitterheid en demo- raliseerende strekking leerde kennen, voelt zich toch verrast door in de Vereenigde Staten een maatschappij te vinden, die dusver nog altoos aan den eigenlijken vloek van het pauperisme wist te ontkomen.

Wat hier de „lagere klasse" heet, bestaat in dien zin aan de overzij van den oceaan eenvoudig niet. Er is in den spoortrein geen „derde klasse". Een ander soort kleeding voor den mindere houdt men er niet op na; ook de werkmansstand komt „gewoon gekleed'' voor den dag. Heel de bevolking eet er vleesch , meest zelfs tweemaal per dag. Gelijk de burgemeester van Baltimore schrijver dezes mededeelde, betaalt de stede- lijke regeering aan een straatwerker (bricklayer) ƒ lo per dag, zoodat zulk een man ƒ 3000 's jaars kan maken. En dat in de kolenmijnen van Pennsylvanië tijdelijk slechts ƒ 1.75 per dag te verdienen viel, wordt door de arbeidersvereenigingen in Amerika als een onge- hoorde ellende beschouwd.

Al is- het dan ook, dat de unskilled labourers " niet het loon van den Baltimoorschen bricklayer halen , door elkaar genomen zijn toch de verdiensten, zoo in de steden als op het platteland, toereikend, om een behoorlijk onderdak, ordentelijke kleeding en volkomen voldoende voeding aan heel het gezin te verzekeren. Op meer dan één plaats kunt ge arbeiderswoningen binnentreden, die wat ruimte, inrichting en meubileering aangaat, geheel op één lijn staan met wat ge ten onzent vindt bij de kleine burgerij.

ONS VOORUIT. 3

Ook de waan , alsof tegen het hooger loon de duurder voet van leven in Amerika meer dan opwoog, berust op dwaling. Want wel is de huishuur in de steden duurder en wordt de kleeding hooger betaald, maar de voeding, met name de vleeschvoeding , is er merkbaar goedkooper, en althans in de Westerstaten de levens- voet weinig hooger dan bij ons.

In de hooge kringen der groote steden is de levens- voet zeker ongelooflijk hoog. Nog onlangs bekende, bij een interview, een dame uit „de four hundred " te New- York, dat ze maar f 150.000 te verteren had, en daar- om New-York uit moest. Ze kon dat tobben om rond te komen niet langer uithouden. En ze rekende dit met preciese cijfers aan den reporter zoo overtuigend voor, dat men onwillekeurig medelijden kreeg met de arme vrouw, die zóó moest passen en meten, om buiten schulden te blijven. Ze had drie dochters, en die konden het niet met minder doen dan met $3000, d. i. ƒ 7.500, kleêgeld elk, en hoe ze ook op allerlei weldadigheids- inschrijvingen bezuinigde, er ging toch minstens ƒ 15.000 'sjaars meê heen.

Als men dan ook hoort, dat eenige heeren in de 52e Street een clubgebouw bezitten , dat enkel als gebouw een waarde van tusschen de zes a zeven inillioen giUden vertegenwoordigt , en in deze Metropolitan-cXxxh de keurige en fijne weelde bewondert, die u uit zalen, corridors en traphuizen tegenademt , tast men als het ware , hoe vol- strekt onmogelijk het is, zich in zulke kringen anders dan als overrijk kapitalist te bewegen.

Hiernaar echter mag de gewone levensstandaard niet worden afgemeten. In de kleinere steden van het Westen

4 ONS VOORUIT,

leven aanzienlijke ingezetenen zeer fatsoenlijk van een inkomen van ƒ 2400, en zelfs in een stad als Des Moines, de hoofdstad van lowa, biedt men u in een prachtig hotel , dat voor geen onzer beste hotels onderdoet , op de eerste verdieping een keurige kamer, met badkamer er bij , en laat u met inbegrip van drie warme maal- tijden, zonder eenige verplichting tot het gebruik van wijn, niet meer dan ƒ 7.50 betalen. Een prijs, waar- voor ge hier te lande (pension nu daargelaten) op zulk een voet nergens terecht komt.

Vooral ook de ongewoonte om wijn of alcoholia te drinken, keert veel geldverspilling. Al vergist men zich toch , zoo men waant dat in Amerika niet wordt ge- dronken , toch treft het u terstond , tot wat kleine af- metingen de drinkgewoonte er herleid is. In de groote eetzaal van het Fifth Avenue Hotel te New York , ging middag na middag voorbij , dat op de 500 gasten geen tien halve fleschjes wijn ontkurkt werden. Schrijver dezes zat aan banketten aan van meer dan 1 50 personen , banketten die tot diep in den nacht duurden, en waar geen druppel wijn gedronken werd. Ook waar nog wijn werd geschonken , geschiedde dit in zeer kleine hoeveel- heden. In Philadelphia werd op Zondag zelfs in geen enkel hotel eenige wijn geschonken, en in geen enkel restaurant of café was iets anders dan „aërated" water of thee en koffie te verkrijgen.

De moreele pressie die in Europeesche hotels bestaat, dat ge voor uw fatsoen wijn ;«(?é'^ drinken , is in Amerika dan ook in het tegendeel verkeerd ; en eer bestaat er zekere moreele pressie , die u maant om van wijngebruik af te zien.

Een geacht hoogleeraar, die, uit beginsel, om aan

ONS VOORUIT. . 5

geen valsche pressie der publieke opinie voet te geven, op een diner wijn schonk, werd daarover in tal van bladen publiek gekapitteld als bevorderaar van onzede- lijke usantiën. En toen het oorlogsschip de „Illinois" van stapel zou loopen, en Miss Leiter, de dochter van den bekenden millionair en speculant, dit schip wat men noemt „doopen" zou, ontving zij petitiën met tienduizenden handteekeningen , om daarbij toch vooral niet de historische flesch champagne te bezigen , maar het af te doen met een kruik water. Tegen het in den grond goddelooze denkbeeld om dit „christianizing" te noemen, kwam niemand op, maar „wijn" bij zulk een plechtigheid te bezigen , ergerde de conscientie.

Nu gaat dit zeker te ver, wijl het feitelijk de vrijheid aanrandt, en tot het drinken van water in het publiek en het opslorpen van whiskey in het verborgene ver- leidt ; maar ontkend kan toch niet , dat het maatschap- pelijk verkeer in Amerika aan dit principieel tegengaan van deze drinkgewoonte ongemeene verheffing dankt. De jongelingschap, met name aan de Universiteiten, dankt er frisscher kleur, edeler bezieling en reiner leven aan. Het breekt de demonische macht, die in Europa in allerlei drinkusantiën op geheele lagen der bevolking drukt. Men leeft er nuchterder, ontziet zijn levenskracht, ook in intellectueelen zin , en spaart er schatten gelds door uit. En waar ten onzent Pauperisme en Drankzucht zoo bijna altoos in onheiligen bond leven , mag in het uitbannen van de drinkgewoonte uit de sociale usantiën zeer stellig één der oorzaken worden begroet , waardoor aan het Pauperisme de mogelijkheid van opkomen in zijn breede vertakkingen belet werd.

6 ONS VOORUIT.

Beter verdienste, goedkooper vleeschvoeding, en het uitsparen van het anders aan drank verspilde geld , werken dan ook saam om aan den breeden werkmans- stand betere levensconditie te waarborgen, en voor een zeer aanmerkelijk deel de klove te dempen , die ten onzent nog altoos tusschen de hoogere en de lagere klasse bestaat.

Al vindt ge op de Amerikaansche spoorwegen slechts ééne klasse voor alle reizigers , ge ondervindt er geen oogenblik den hinder van, dien hier te lande de ver- menging van eerste, tweede en derde klasse reizigers in eenzelfde wagon geven zou. Ge kunt desnoods u in de parlor-car tegen betaling van een extra-biljet afzon- deren, maar ook als ge dit niet doet, gelukt het toch u niet dan met moeite , om onder uw medereizigers den „werkman" van den „burger" en den burger van den „heer" te onderscheiden. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes uit alle standen zien er in den regel goed gekleed uit, en gedragen zich ordentelijk. En wat de proef op de som geeft, zoowel de „werkman" als de „heer" houdt zich onder het sporen intellectueel bezig, en leest zijn tijdschrift, een boek of een courant.

II.

Onbekrompener levenslot heeft de geestelijke ontwik- keling van de lagere standen in Amerika op ongemeene wijze bevorderd.

De arbeider, zelfs te platten lande, die in het spoor zijn blad of tijdschrift zit te lezen, is er geen uitzon- dering op zijn stand, maar alledaagsch verschijnsel.

ONS VOORUIT. 7

Wie van handenarbeid leven moet, gaat daarom in Amerika nog niet in zijn stoffelijke bezigheid onder. In het arbeiden met de hand wordt niets verlagends gezien , maar dan eerst eert die arbeid er den trouwen werker, zoo hij toont door de meerderheid van zijn geest vrij over de stof, die hij bewerkt, te heerschen. Hij mag er niet in opgaan , hij mag er niet onder staan. Uit de hand moet geoefendheid en kracht, maar ook uit den blik van het oog een zin en wil spreken, die de materie van zijn ambacht aan hem onderwerpt.

De werkman van Amerika voelt zich vrijer. Hij weet dat hij door zijn patroon, zooal niet als evenknie en gelijke, dan toch als man en burger wordt geëerd, en heeft daarom geen behoefte om door de brutaliteit der verlegenheid zich aan de drukkende meerderheid van zijn patroon te onttrekken.

Bij eerste ontmoeting zal wie uit Europa komt, zijn houding te briisque vinden. Het Duitsche buigen als een knipmes valt niet in zijn smaak. Het altoos petje-af van den Hollander is hem vreemd. Zelfs het gedempte in toon, waaraan de aristocratie den Engelschen werk- man gewend heeft, is bij den Amerikaanschen werkman niet te vinden. Hij treedt juist zóó bij en tegen u op, als hier een ambtenaar of kantoorklerk van beter allooi.

Maar al stuit u dit het eerste oogenblik, ge zijt er terstond meê verzoend, als ge, tot uw zaak komende, ontwaart, hoe uitnemend die werkman op de hoogte van zijn vak is, hoe flink en terdege hij u te woord staat, en met wat zaakkennis en tact hij zijn arbeid voor u tot een goed einde brengt.

Betere levensconditie heeft zijn geest ontwikkeld; die

8 ONS VOORUIT.

hoogere ontwikkeling heeft hem vrij man gemaakt; en dat gulden vrijheidsbesef heeft zijn karakter op hooger peil gebracht.

Natuurlijk bespreken we hier alleen den man die zijn vak verstaat, en doelen niet o^^ de ^^unskilled laboiirers" . Maar wie een skilled laboiirer, gelijk Amerika hem vormt, in zijn zooveel betere conditie en hoogere positie wil leeren kennen , bezoeke b.v. Pullman-city, vlak bij Chicago. En dan hebt ge de rijen flinke huizen langs de breede straten slechts aan te zien , en uw blik te laten gaan over den drom van werklieden, gelijk ze op schafttijd uit de fabriek komen, om u aanstonds te overtuigen, dat ge hier met een hooger soort sociale existentie te doen hebt. Vlak bij Pullman-city ligt Rose- land, een dorp in hoofdzaak door werklieden uit Holland gesticht, en nu behoeft ge u slechts van den levenstrant in zulk een dorp op de hoogte te stellen , om als met één oogopslag het verschil te meten, dat tusschen het leven van ónze werklieden in de achterbuurten en het leven van den Amerikaanschen werkman bestaat.

Ze zijn minder afgesloofd. Ze zien er physiek beter uit. Hun oog is intelligenter. Hun houding fierder en vrijer. Ze stellen belang in alle hoogere vraagstukken. Ze zijn op de hoogte van de sociale en politieke vraag- stukken van den dag, en weten er ter dege goed over meê te spreken. Veel beter zelfs dan de gewone burger- man die in Holland achter de toonbank staat. Thuis hebben ze meer ruimte, en in vrouw en kinderen beter gezelschap. Want niet alleen dat ze meer vertrekken ter beschikking hebben, en dat die vertrekken beter gemeubileerd, en hun vrouw en kinderen beter gekleed

ONS VOORUIT. 9

zijn ; maar ook hun vrouwen weten van meer af, en zien er minder unweiblich uit dan zoo menige afgebeulde en uitgeteerde vrouw uit den werkenden stand ten onzent. Degelijk gesprek is in zulke gezinnen geen utopie meer. Meer dan eens is het schrijver dezes dan ook voor- gekomen , dat juist uit den werkmansstand de vraag tot hem kwam, waarom hij niet nog dieper op zijn onderwerp was ingegaan , en of hij dan niet wist , dat de werkman in Amerika even goed op de hoogte der quaestiën was, als andere hoorders.

Vooral het wonen van de negerbevolking onder de blanken , doet deze zeldzaam hooge positie van den Amerikaanschen werkman scherp uitkomen.

Het loonde de moeite, ook met die negerbevolking nader kennis te maken , en hen op te zoeken in hun huizen, ten einde zoowel met de lager staande, als met de meer ontwikkelde afstammelingen van wie nog zoo kort geleden slaven waren, kennis te maken.

Terstond viel hierbij de booze nawerking van de harde slavernij in het oog. Gemeenlijk nog de slaafsche hou- ding, half kruipende manieren , een schier sluipende geest bij de armeren ; en bij die weinigen die sociaal hooger waren geklommen , de opgeblazenheid van den parvenu , de valsche smaak van den pronker, de hinder- lijke overmoed van den man die trotseeren kan.

Desniettemin is deze negerbevolking in den regel zeer godsdienstig. Ze heeft behoefte aan beslistheid en is daarom streng orthodox. Liefst houdt ze er eigen ker- ken op na, waar geen blanke komt, en voldaan is ze eerst, als ze een prediker bezit van het eigen ras.

lO ONS VOORUIT.

Die predikers zijn gemeenlijk redenaars van professie. Ze spreken in bezielde, bloemrijke taal, en hebben bijna nimmer last van slapers onder hun hoorders.

Maar met dit al is het hun nog niet gelukt , het zede- lijk peil van deze bevolking genoegzaam te verhefifen.

Deze kleurlingen waren in hun slavernij aan geen begrip van eigendom gewend , en groeien niet dan langzaam in dit besef in. Het gebod : Gij zult niet stelen " heeft daardoor voor hen nog veel beperkter beteekenis, dan bij hun blanke landgenooten.

Het „waarheid-spreken " vinden ze wel schoon , maar de nawerking van de oude slavernij gedoogt nog niet, dat het waarheidsbegrip zijn grenzen breed uitzet.

En evenzoo staat het met de kuischheid.

De schandelijke toestanden van weleer, toen de slaven- houders elk bevallig jong meisje als goeden prijs be- schouwden, en hun slavinnen koppelden aan slaaf na slaaf naar hun goed dacht, heeft alle strengere opvatting van het zedelijke leven te niet gedaan ; en niet dan zeer langzaam gelukt het, om dat atavistisch kwaad uit te roeien.

Zij, die de Boeren in Transvaal hard vallen over den afstand waarop ze de Kaffers houden, zouden, na kennismaking met den toestand der negerbevolking van Amerika, dan ook allicht tot gansch ander oordeel geneigd zijn.

De streng-zedelijke opvatting, die Paul Kruger en zijn trouwe helpers met zich uit de Kaapkolonie brach- ten , heeft althans dat goede gehad , dat ze alle onzede- lijke vermenging tusschen Blanken en Zwarten voor goed afsneed.

ONS VOORUIT. II

In Amerika daarentegen is die zondige vermenging in de volksgevvoonte ingedrongen, en heeft zelfs nu nog ten gevolge, dat het neger-meisje zich door zonde met den blanke vaak vereerd gevoelt, en dat de neger in zijn overmoed de afschaffing der slavernij als een vrij- brief verstaat , om nu desgelijks met de blanke vrouw te handelen.

Alleen daaruit verklaart zich het wreede Lynch-r&(:\\\ , dat onverbiddelijk door de blanken op een neger, die zich aan een blanke vrouw vergrijpt, wordt toegepast. En nu is het opmerkelijk, dat de negerinnen zich het ernstigst beklaagden, niet over de vrijpostigheid van den blanken wellusteling, maar schier uitsluitend over dat Lynchen. Het scheen haar een beleediging, dat de neger, die zich aan de blanke vrouw vergrijpt, buiten de wet wordt gesteld, en dat wie haar zelve aanrandt, vrijloopt.

Vooral op dit punt is de wederzijdsche haat tusschen negers en blanken dan ook zoo sterk, dat toen een neger-redacteur in zijn blad had durven schrijven, dat de blanke vrouwen zelven soms zondige relatiën met negers zochten , den volgenden morgen heel de blanke bevolking met pistolen en geweren op zijn bureel lostrok, er twee man doodschoot, en heel het huis in den brand stak.

Is het nu niet te verstaan , dat juist tegenover de donkere schaduw, die nog op deze negerbevolking rust , de werkman van het Arische ras gunstig afsteekt?

Al is het toch ongetwijfeld waar, dat nu reeds uit de kringen der negers enkele eminente mannen zijn voortgekomen, en dat meer dan één ook onder de ge- wone negers tot nobeler zin is opgeklommen ; voor wat

12 ONS VOORUIT.

de groote massa betreft, mist de negerbevolking én kunde én fierheid én karakter; en het is niet het minst door de tegenstelling met deze weerzinwekkende zelf- verlaging, dat de blanke werkman, uit selfrespect , ge- prikkeld wordt om edeler op te treden en zich beter sociale positie te veroveren.

III.

Ook de landbouwer heeft in Amerika veelal een be- nijdenswaardig lot.

Het land, waarop hij leven en arbeiden moet, is er goed en goedkoop.

Bijna 2^/2 acres gaan op een bunder, en nog is $ 70 almeê de hoogste prijs die voor een acre besteed wordt. Dat komt dus op ƒ437.50 de bunder. Doch voor dien prijs koopt men dan ook het vetste en beste land ; land waarvan een der eigenaars zelf getuigde , dat hij het nu ruim dertig jaren onder den ploeg had, en dat hij nog nooit had behoeven te mesten.

Dat was in lowa, in den omtrek van Pella; en nu vergete men niet , dat deze oude kolonisten , toen ze daar aankwamen , datzelfde land voor drie a vier dollars gekocht hebben , en nog een home-stead van meerdere bunders van de Regeering om niet kregen. Zoo kwamen ze destijds in het bezit van ruim honderd bunders uit- nemend land voor een koopsom van nog geen ƒ 1 500 ; hebben sinds dien tijd , zonder mesten , jaar in jaar uit , hun oogst binnengehaald; en zien thans hun bezitting, die ze voor ƒ 1 500 machtig werden , geklommen tot een waarde van ver over de ƒ 40,000.

ONS VOORUIT. 13

Nu spreekt het wel vanzelf, dat die buitengewoon gunstige tijden thans voorbij zijn, en wie nu koopt, niet dan langzaam in bezitswaarde vooruitgaat. Maar hier staat tegenover, dat $ 70 per acre, gelijk dit om Pella staat , een veel duurder prijs is , dan gemeenlijk betaald wordt. In andere, bijna even goede streken, is even deugdelijk land nog grif voor $ 50 verkrijgbaar. En komt men in verder afgelegen streken, of in streken, waar de concurrentie verliep , dan staat de acre land nog niet veel hooger dan $ 20 genoteerd , en is nu en dan zelfs nog voor $ 15 verkrijgbaar.

Die goedkoope prijs van het land maakt , dat op zijn eigen erf te zitten regel is. De pachtboeren zijn er zeer in de minderheid ^). Wat men ten onzent een boeren- knecht zou noemen, koopt, als hij trouwen wil, een hoeve, neemt op die hoeve hypotheek -j, en is althans in zoo goede streken als Michigan en lowa, in Illinois en Ohio, zeer wel in staat, die hypotheek binnen ette- lijke jaren af te lossen, en zoo vrij heer op zijn land te worden.

Het is zoo, de bankiers uit het Oosten, die op zulk land hypotheek gaven, zijn niet zelden bedrogen uit- gekomen ; maar dit was niet het geval in Staten als bovengenoemd, waar het land van goede qualiteit was.

Die goedkoopte van het land heeft tevens èn moreel èn sociaal niet gering te schatten gevolgen. Immers een landbouwer, die op eigen erf zit, legt bijna geregeld

') De verliouding is s'/.j millioen eigengeërfden tegenover i^/o millioen pachtboeren; of juister, 66 pCt. zitten op eigen erf, en slechts 34 pCt. op huurland.

'-) Slechts op 887.000 van de 5.000.000 hoeven rust hypotheek.

14 ONS VOORUIT.

over, koopt voor dat overgelegd geld elders nieuw land aan, en als zijn kinderen tot den huwbaren leeftijd komen, hebben ze niet op vaders dood te wachten, om zelf een hoeve meester te worden. Zoo is b.v. de bloeiende kolonie van Orange-city, die bijna geheel uit Hollanders bestaat , onder de uitstekende leiding van den Senator Hospers, in hoofdzaak door jonge mannen gesticht, die in Pella te veel werden , en in plaats van daar weg te kniezen en te verkwijnen, op avontuur van nieuwe kolonie- stichting uittogen.

Niet dat ook het leven dezer landbouwers geen schaduw- zijden heeft. Hulp van arbeiders te krijgen, is in menige streek zoo goed als onmogelijk. Bijna alles moet men zelf doen, en man, vrouw en kinderen moeten zelf de handen uit de mouwen steken, willen ze vooruitkomen. Voor groote velden wordt dit gemakkelijker gemaakt door stoomploeg en ^^harvest-iiiacJiine'\ Ook hebben ze zelven niet te dorschen of de maïs uit te pellen. Maar toch hebben ze handen vol werk.

Dit nu heeft weer tengevolge, dat hun hoeven, en hun woningen op die hoeven, op verre na niet dien schilderachtigen indruk maken, die ten onzent zoo toe- spreekt.

Hun huizen zijn bijna zonder uitzondering van hout; schaduwrijk geboomte om de woning kent men in Amerika bijna niet; om den aanleg van een tuintje wordt veelal niet gedacht; het rasterwerk is er ruw en verveloos. Maar hier staat tegenover, dat de gezelligheid in de binnenkamer in den regel het onoogelijk uiterlijk ver- goedt. Hun behuizing is goed ingedeeld ; er zijn geen vloeren ; ze meubelen hun vertrekken gelijk wij dit in

ONS VOORUIT. 15

onzen burgerstand doen , en in hun slaapkamer vindt ge breede ijzeren ledikanten, met nette waschtafels en met veel van het comfort , dat ge ten onzent op dorpen alleen bij de aanzienlijken van het dorp of in het logement vindt.

Ook is deze landelijke bevolking gemeenlijk gods- dienstig en kerkelijk. Ze stellen er prijs op , dat hun kerk met kleeden bevloerd, helder geschilderd en van nette banken voorzien zij.

Kortom , ze leiden een leven zonder druk van bange zorgen. Ze weten dat ze vooruit kunnen komen. Bij alle zonde die ook hier heerscht, staat toch de standaard van zedelijkheid en fatsoen er tamelijk hoog. En door de machtige verspreiding van de pers blijven ze zoo uitnemend op de hoogte, dat hen nimmer het gevoel van isolement beklemt.

Weet men nu , dat volgens den census van 1 890 ruim vijf millioen familiën op „farms" gevonden werden, die, op 5 personen per gezin gerekend, 25 millioen zielen vertegenwoordigen , op een bevolking (destijds) van 65 millioen , dan gevoelt men welk een sociale kracht er voor de Vereenigde Staten inschuilt, dat een zoo hoog percentage van de bevolking in zoo goeden doen verkeert, en zulk een gezonde levensexistentie bezit, beiden in physieken en in moreelen zin. Iets wat we moeilijk kunnen neerschrijven, zonder er bij op te merken, hoe volkomen begrijpelijk het is, dat onze boerenstand in Europa , bij zooveel duurder prijs van het land , en zooveel grooter moeite om voor een vol- wassen zoon een eigen hoeve te vinden , de concurrentie met een landbouwenden stand als men in Amerika vindt, niet kan volhouden.

l6 ONS VOORUIT.

Maar dit nu daargelaten, is het dan toch aan geen twijfel onderhevig, of een land van nu bijna 70 mil- lioen inwoners, waar de toestand van den landbouwen- den stand zoo gezond, en de levensconditie van den werkman zooveel gelukkiger dan ten onzent is, geniet voor de overgroote meerderheid van zijn bevolking een zoo gewenschte existentie en zulk een profetie van toe- komstigen bloei , gelijk ge dit in geen land van Europa aantreft.

Wat men u van het Amerikaansche jfingoïsme ver- haalt, slaat dan ook in het minst niet op Amerika als zoodanig, maar uitsluitend op de groote centra der bevolking en op de woelige fabrieksteden.

Daar leeft een geest van overmoed, die waant alles te kunnen , hoog boven elk ander volk te staan , en geen perk te zien gesteld aan de verwezenlijking van zijn wildste phantasieën.

Omdat men er veel doet, waant men er alles te kunnen ; weigert men voor wat het ook zij uit den weg te gaan; en liet zoo een wilden trots in zijn hart varen, die zich uit in hollen bluf en ijdel marktgeschreeuw.

Maar bij de overgroote meerderheid der bevolking vindt ge hiervan niets.

Wel zit het elk Amerikaan in het bloed, dat zijn nieuwe wereld de oude de loef afsteekt. Hoe zou dit ook anders mogelijk zijn voor wie leeft in een Staat, die in drie menschenleeftijden het verder bracht, dan dit aan de meest ontwikkelde Staten van Europa in een proces van eeuwen gelukte. Vraag maar wat trots zich voorheen van het hart der Franschen meester maakte, als hun grande armee door den Triomfboog de Champs

ONS VOORUIT. 17

Elysée's binnentrok. Of ook wat overmoed er zelfs op reis vaak uit Albions zonen spreekt , als de zin in hen tintelt van het „to fight every body and to take every thing".

En hoe was het dan denkbaar, dat een pas zich vormende natie, die, nog nauwelijks mondig, zoo reus- achtige resultaten verkreeg , aan overmaat van bescheiden- heid zou lijden ?

Het is dan ook ongetwijfeld waar: een Amerikaan voelt zich; en vooral de pas aangekomen kolonist is er prat op, alzoo te voelen mét de Amerikanen.

Maar wie zich daarom inbeeldt , dat , de pralende Jingoïsten in de groote steden nu daargelaten , de over- groote meerderheid der werkende en landbouwende bevol- king, trotsch of krenkend-hoovaardig zou wezen , vergist zich geheellijk.

Ze kruipen of vleien niet ; ze willen zeer goed weten , dat ze als burgers hun Amerikaanschen naam waard zijn; maar van laatdunkendheid tegenover den vreemde- ling is geen zweem bij hen te vinden.

In den omgang zijn ze veeleer vriendelijk, gemakkelijk, en zonder achterdocht waardeeren ze u.

IV.

De gezondheid van Amerika's socialen toestand blijkt uit niets zoo sterk, als uit het bezit van „real estate", d. i. onroerend goed , en uit de veelheid der huwelijken.

Men wete toch, wat het onroerend goed betreft, dat de helft der bevolking op eigen erf zit, en wat het huwelijkspercentage aangaat, dat het aan onze „bache- lors" alle illusie beneemt.

2

l8 ONS VOORUIT.

Alles saam telde Amerika in 1890 ruim 12^/0 millioen huisgezinnen; en van deze 12^/3 millioen woonden ver over de 6 millioen op hun eigen hoeve of in een huis dat hun eigendom was. En nu zegge men niet, dat de veelheid der hypotheken maakt, dat hier meer schijn dan wezen achter zit. Immers van deze 6 millioen eigen- geërfden of bewoners van eigen huizen , zitten slechts 1^/2 onder grooter of kleiner hypotheeklast. Cijfers, waarbij men wel in het oog houde, dat heel de stede- lijke bevolking der groote agglomeratiën , met 10 a 12 familiën in een enkele tenernent-z.x'k onder de resteerende 6 millioen huurders begrepen zijn.

En even gunstig staat de huwelijksstatistiek.

Bij den census van 1890 werden in Amerika gevonden 30^/2 millioen vrouAven. Van deze 30^/0 millioen nu kwamen voor huwelijk, ter oorzake van haar leeftijd, nog niet in aanmerking ruim 13 millioen, er waren ruim 2 millioen weduwen ; saam over de 1 5 millioen. Voegt men nu bij dit cijfer de ruim 1 1 millioen gehuwde vrouwen, met de gescheidenen , en andere onzekere rubrieken, saam bijna 11^/2 millioen, dan blijven er op de 30 \' 2 millioen vrouwen slechts 4 millioen onge- huwden, of beter nóg niet gehuwden over.

Doch daarbij houde men dan ook rekening met de 5V/4 millioen vrouwen die tusschen haar i8e en 24e jaar zijn.

Verschuift men toch de ouderdomsgrenzen, en acht men dat er niets onnatuurlijks insteekt, zoo een meisje niet vóór haar 24ste jaar huwt, dan krijgt men op de 30^/2 millioen vrouwen 18^ /^ millioen onder de 25 jaar, 2 millioen weduwen, ^\i^ millioen gescheidenen enz..

ONS VOORUIT. 19

saam 20^/5 millioen. Per resto van de 30V2 millipen afgetrokken 10 millioen, en hiertegenover staan dan ruim 1 1 millioen gehuwden ; een verschil voortspruitend uit de velen die reeds op jonger leeftijd huwden. Het harde „blijven zitten" blijkt alzoo in Amerika zeer vage uitzondering te zijn, vooral indien men hierbij rekent met jeugdige krankzinnigen , idioten , ziekelijke perso- nen, enz., die vanzelf niet in aanmerking komen.

Wat conservatieve sociale kracht er nu ligt in het feit , dat de helft der bevolking op eigen erf woont , en wat moreele sociale kracht er schuilt in de omstandigheid , dat zoo weinig vrouwen , op huwbaren leeftijd en van huwbare conditie, ongehuwd blijven, springt in het oog.

Eigengeërfde en gehuwde personen vormden steeds het soliede element in elk staatsieven ; en waar van beide klassen het percentage zóó hoog staat, kan de sociale behoudskracht der natie niet anders dan een zeer gun- stige zijn.

Van de religieiise kracht in het volksleven moet het- zelfde getuigd worden.

Niet alleen toch dat, gelijk de Heraut nog onlangs herinnerde, de gezamenlijke kerken en lokalen voor gods- dienstige samenkomsten ruim 42 millioen zitplaatsen op een bevolking van een 65 millioen (census 1890) aan- bieden, (een cijfer dat in geen land van Europa ook maar van verre gehaald wordt , en dat in Amerika be- reikt werd in goed een halve eeuw, terwijl Europa heel een reeks van eeuwen door zijn kerken bouwde) maar ook de belangstelling in het kerkelijke leven is in geen land zoo groot als in Amerika.

Het kerkelijk eigendom aan gebouwen alleen, zonder

20 ONS VOORUIT.

fondsen of landerijen mede te rekenen, bleek in 1890 te bedragen een som van 680 millioen dollars , d. i. 1700 millioen gulden aan eigenlijke kerkgebouwen, be- halve 23000 lokalen en kleinere halls. Alle deze kerken zijn veel beter gestoffeerd, verlicht en verwarmd dan ten onzent. En behalve dat vindt men er een 1 12.000 predi- kanten, pastoors enz. op een bevolking van 65.000.000, d. i. één bedienaar van den godsdienst op elke 600 personen ; wat voor ons land 8350 mannen in het predik- ambt zou worden. En alle deze 112.000 bedienaren van den godsdienst worden geheel uit particuliere gelden betaald. Rijk noch Staat noch Gemeente keert ook maar één enkelen dollar tractement uit, zoodat, door elkaar gerekend op ruim $ 600, of omstreeks ƒ 1500 tracte- ment, hiervoor alleen een jaarlijksche uitgave uit parti- culiere fondsen van 168 milHoen gulden noodig is; en dat terwijl de 112.000 pastorieën aan rente bovendien een jaarlijksche uitgave van ver over de 50 millioen gulden vertegenwoordigen.

Rekent men nu de rente der kerkgebouwen en lokalen op 4 pCt. , wat vooral voor Amerika zeer laag geschat is, dan komt men alzoo tot de slotsom, dat het volk, jaarlijks, uit eigen beurs voor zijn kerkelijk leven be- taalt: 1°. aan kerkgebouwen ƒ 68 millioen, aan lokalen ƒ 7 milHoen, aan tractementen ƒ 168 millioen, en voor pastorieën ƒ 50 millioen, saam alzoo 293 millioen gulden. En dan zij toch gevraagd, waar ter wereld men een volk van zulke afmetingen vindt, dat ook maar verre een evenredig bedrag voor zijn kerkelijk leven vrijwillig offert.

En nu zegge men niet, dat in Europa, nu wel niet

ONS VOORUIT. 21

voor het kerkelijk leven, maar dan toch voor zending, philantropie enz. , zooveel meer ten offer wordt gebracht. Immers de cijfers wijzen uit, dat we op zendingsterrein bij Amerika niet in de schaduw kunnen staan, en de philantropische weelde in gebouwen steekt er ons de oogen uit. Iets wat zoo weinig de zorge van de Regeering op haar terrein sluimeren doet, dat b.v. de invalieden uit den burgeroorlog allerwege in schier te prachtige gebouwen gehuisvest zijn , en voor deze invalieden , be- halve vrije woning, per dag % 1.55 d. i. ƒ 3.87' /j per man besteed wordt. Zelfs voor de weduwen van hen die in den oorlog sneuvelden of aan hun wonden be- zweken, zijn keurige woningen ingericht, en ze worden er gratis in onderhouden op een voet, die in Europa aan een pension zou doen denken.

Met dezen bloei van het kerkelijk leven houdt dan ook verband de openbare erkenning van de religie in den ;z?V/-confessioneelen staat.

Gelijk men toch weet, schrijft de president der Repu- bliek, en schrijven evenzoo de presidenten der verschil- lende Staten, er publieke biddagen uit, dagen waarop heel het sociale leven stilstaat en alle gouvernements- bureelen gesloten zijn.

De zittingen van het Congres worden er geopend met gebed, en voor dit gebed is een Chaplain aangesteld, die afzonderlijk bezoldigd ^vordt.

Toen de regimenten van San Jago de Cuba na hun overwinning New- York binnenkwamen, liep bij elk regiment een veldprediker, en nauwelijks waren ze in hun armory , of kazerne, aangekomen, of aller hoofd ontblootte zich, en de veldprediker deed een publieke

22 ONS VOORUIT.

dankzegging. Zoo is het bij het leger, en evenzoo is het bij de vloot.

Ook de Universiteiten en Hoogescholen eeren er openlijk Gods mogendheid.

Aan Princeton University is een afzonderlijke Dean aangesteld en bezoldigd , die elke openbare zitting van den Senaat met gebed opent.

Onder kooplieden en winkeliers, onder officieren en ambtenaren , en evenzoo aan de Universiteiten , zijn de niet-kerkelijke heeren nog steeds een uitzondering.

Kortom, wat van antirevolutionaire zijde steeds be- geerd is , dat de Overheid , zonder confessioneel te zijn , nochtans openlijk zou uitkomen voor de volstrekte af- hankelijkheid, waaraan én zij zelve én heel het publieke leven van God staat, is in Amerika realiteit.

En de uitwerking hiervan is zoo weinig een nominale , dat een jongman, van wien bekend wordt, dat hij spot of atheïst is, reeds daardoor zijne publieke carrière in gevaar brengt; terwijl omgekeerd een jongman, van wien blijkt, dat hij God vreest , reeds daarin een warme aanbeveling vindt bij sollicitatie.

Niet licht zou men het dan ook aandurven, om een ongodsdienstig man voor de verkiezing van een President aan te bevelen.

Beide groote partijen gevoelen als bij instinct, dat dit tegen den geest van het volk in zou gaan ; en van beide kanten stelt men er deswege steeds prijs op, zulk een candidaat aan te bevelen , van wien men weet , dat hij een man des gebeds is.

Zoo was het ook de laatste maal, toen het volk den voorrang bij de stembus schonk aan Mc. Kinley.

ONS VOORUIT. 23

V.

Van de beteekenis der Pers, óók een sociale macht, in Amerika, kan men zich hier te lande nauwelijks een denkbeeld vormen.

Wat beteekenen zelfs bladen als wat wij hier de groote pers" noemen; bladen als het Handelsblad, de N. Roti. Cour. en de Telegraaf, zoo gij ze vergelijkt bij een Nezv-York Herald, die u telken weke een Zon- dagsnummer thuis zendt, soms van 56 groote zijden druks , en met 6 kolommen fijne letter, saam een ge- woon octavo boekdeel vormend van -j- 1000 bladzijden, en dan nog niet alleen rijk geïllustreerd, maar zelfs voorzien van een reeks gravures in kleurendruk.

En nu denke men niet, dat deze ontwikkeling van de Pers , gelijk ten onzent , alleen in enkele groote ste- den voorkomt. Eer is dit juist het wondere, dat ge tot in de kleine plaatsen van 15.000 a 20.000 inwoners, heel het land door, minstens twee dagbladen vindt, één voor elk der groote partijen, en dat deze talrijke cou- ranten de onze meest verre in omvang te boven gaan.

Tot zelfs in kleine centra van 9 a 10.000 inwoners vindt ge er veelal twee bladen, elk eens zoo groot van omvang als ons eigen blad. Ook onder de veertien „publicatiën", die in onze Hollandsche koloniën, in onze taal, verschijnen, vindt men er meer dan één van acJit bladzijden, terwijl wij. Antirevolutionairen, het in onze armoede zelfs in steden als Amsterdam met bladen, in klein formaat, van vier afdoen.

Nog verwonderlijker intusschen dan deze omvang van de Amerikaansche pers, is haar activiteit.

24 ONS VOORUIT.

Dat die bij bladen als de New- York Herald groot is, weet ieder, en verbaast niet, om haar schier on- metelijke clientèle. Maar wat schrijver dezes wel ver- baasde, is, dat men, natuurlijk op kleiner schaal, soortgelijke activiteit ook in de kleine plaatsen vindt.

Toen, om slechts één ding te noemen, schrijver dezes het schiereiland tusschen de Cheasepeake en Delaware- baai bezocht, om er het terrein voor de Hollandsche kolonisten op te nemen , ging heel de reis een afzonder- lijke reporter mede, en werden van elke plaats, waar hij ophield, telegrammen naar Baltimore gezonden, die 's avonds nog in de bladen kwamen, hoewel ze natuur- lijk niets melden konden, dan dat het reisgezelschap behouden was aangekomen , en aan dit of dat hotel was afgestapt. En zoover ging hierbij de activiteit, dat, toen men op een plaats nachtkwartier hield, waar bij aankomst het telegraaf kantoor reeds gesloten was, de reporter een rijtuig huurde en anderhalf uur ver reed, om nog een telegraafkantoor te bereiken , en dat alleen om het uiterstgewone bericht af te zenden , dat men op dat en dat uur was aangekomen, en van voornemens was den volgenden morgen naar die en die hoeve te rijden.

De staf van de Amerikaansche bladen is dan ook zoo groot, en de kosten van publicatie stijgen zoo on- gelooflijk hoog, dat zonder den adverteeringshartstocht van het Amerikaansche volk , zulk een pers niet bestaan kon. Want wel is de oplage zeer sterk, en is er zelfs geen werkman die niet dagelijks zijn courant koopt, maar de prijs der bladen is zóó gering, dat bij elk exemplaar meer dan de helft bij moet.

Alleen het adverteeren redt dan ook de zoo zwaar

ONS VOORUIT. 25

belaste pers; iets wat men gemakkelijk gelooft, zoo men hoort, dat een enkele firma in een stad van een half millioen inwoners, bij één blad jaarlijks een reke- ning maakte van over de ƒ 50.000.

Natuurlijk zouden de magazijnhouders dit niet doen, zoo ze niet wisten , dat ze , dank zij de pers , deze ƒ 50.000 er niet alleen ruim uithaalden, maar andere ƒ 50.000 door hun adverteeren wonnen. Het verschil is alleen, dat men in Amerika van het voordeel van aanhoudend en op ruime schaal adverteeren, proef- ondervindelijk overtuigd is geworden. Even goed als men ten onzent geen zaak van eenigen omvang begint, of men rekent op zóó en zooveel onkosten voor localiteit , licht en personeel, rekent men in Amerika tevens op een groot bedrag voor adverteering. Het komt in Amerika bij niemand op, er zonder adverteering te willen komen. En ook weet men er, dat alleen aanhoudend en op groote schaal adverteeren , het publiek biologeert.

Hierbij houde men echter in het oog , dat firma's , die 's jaars voor een tonne gouds en meer adverteeren , een omvang hebben, die ten onzent geheel onbekendis. Firma's als van Siegel en Cooper, van Wannemaker e. a. hebben in meerdere steden tegelijk zoo reusachtige magazijnen, dat b.v. Wannemaker te Philadelphia in één enkel magazijn een dienstpersoneel bezigt van over de 4500 personen.

Toch heeft deze zoo machtige pers in Amerika on- getwijfeld haar donkere schaduwzijde. Ze is partijdig in een zin waarin wij dit ten onzent niet kennen , en wat nog treuriger is, ze mist schier alle zelfstandigheid tegenover het publiek.

26 ONS VOORUIT.

Aan een politiek tegenstander laat eën Amerikaansch blad niets heel; in een man van de eigen partij kan het geen kwaad zien. Toen Judge Van Wijck, de zeer respectabele democratische candidaat als Governor voor New- York State bij de stembus verloren had, en kort daarop tot president van de American branch van de General Dutch alliance werd benoemd , was de republi- keinsche New- York Tribime er als de kippen bij , om een artikel te schrijven met den satirieken titel: Nu heeft Judge Van Wijck dan toch een postje ge- kregen.

Zoo dikwijls schrijver dezes door republikeinsche reporters geïnterviewd werd over de expansion-qudiQstXQ, waarbij hij steeds de expansion-'idée bestreed, werd stelselmatig al wat hij tegen de expansion gezegd had, weggelaten , omdat destijds althans heel de republikein- sche partij nog voor de expansion in de bres stond.

Het is de Amerikaansche pers niet altoos om waar- heid, maar meer om hetgeen in haar kraam past, te doen.

En nóg droever is haar jacht op prikkeling van den publieken hartstocht.

Ze leeft van het sensational.

Van het buitenland weet men ternauwernood af. Enkele telegrammen, nu en dan een correspondentie, is al. Maar alle schandelijkheid en misdaad en gruwel wordt breed uitgemeten. Al wat men, door de kier van een deur gezien, van iemands interieur weet, wordt op straat gedragen. Om de dames te vleien, beschrijft men elke soiree waarop ze verschijnen , met het toilet waarin ze ten tooneele traden. En in de Yellow Press ontbreekt

ONS VOORUIT. 27

ten slotte elke degelijker inhoud, om het publiek te laten azen op wat ruw is en zinlijk.

Natuurlijk bestaat zulk een booze pers alleen in de groote steden , en zien de bladen in wat wij de provincie zouden noemen, er heel anders, en veel ernstiger, uit.

Maar toch mag het oordeel niet verzwakt, dat de pers ook daar, in den regel, zelfstandigheid mist.

Ze is zich niet bewust van een hoogere roeping, om voor beginselen op te komen , om leiding in hoogeren zin aan den volksgeest te geven , en de publieke opinie door haar optreden te veredelen.

Zelfs een enkel der Hollandsche bladen is er door dien geest aangetast. Er zijn er betere, maar voor enkele biedt tot zelfs het oude moederland gemeenlijk weinig anders aan, dat ze interessant genoeg achten voor mededeeling, dan een brand- of moordgeschiedenis ; en politiek drijft meer dan één van deze bladen , zonder eenige critiek der beginselen , eenvoudig op den stroom van het republikeinsche of democratische partijleven meê.

Kwalijk kan dan ook verheeld, dat in dit onzelf- standig karakter der zoo invloedrijke Amerikaansche pers een wezenlijk gevaar voor de gezondheid van het volksleven schuilt.

Ons met ons gevoeliger zenuwleven zou het in veer- tien dagen tijds geheel van de wijs brengen.

Maar ook al zijn de zenuwen van de dagbladlezers over zee van harder constructie, toch worden ook zij maar al te vaak in kwaden zin geprikkeld.

Zelfs is het niet te sterk gesproken , dat de pers van Amerika zelve, door haar overprikkelde schandaalbe- richten, maar al te dikwijls de aanleiding werd tot

28 , ONS VOORUIT.

allerlei schandelijkheid en moord, waarvan het breed verhaal dan straks weer gretig in haar kolommen werd opgenomen.

VI.

Belangrijk niet het minst is Amerika als een land, dat leeft onder het protectie-stelsel.

Gelijk men toch weet, worden in Amerika niet enkel hooger tarieven geheven dan ten onzent , maar heerscht er het stelsel van bijna exclusieve protectie. Het zijn er g&en ^^retalioraiiiig" tarieven, die enkel bedoelen het elders sluiten van de markt voor Amerikaansche goederen, aan vreemde natiën betaald te zetten ; noch ook tarieven die alleen beoogen een kwijnende of pas opkomende industrie tijdelijk te steunen. Integendeel, men heeft er te doen met ongelooflijk hooge tarieven in echt protec- tionistischen zin, die er metterdaad op zijn aangelegd, om het binnenkomen van vreemd fabrikaat zoo goed als onmogelijk te maken. Gevolg hiervan is b. v., dat men te New- York ƒ 7.50 voor een gewoon paar Fransche glacé handschoenen moet betalen , terwijl men een bijna even goed Amerikaansch fabrikaat van het beste soort koopen kan voor ƒ 2.50.

Hierop wijzende, bedoelen we dus in het minst niet, een Amerikaansch tarief voor Nederland aan te bevelen. Gelijk men uit de discussie bij de stembus van 1 897 weet, trad de Antirevolutionaire partij alleen in zooverre voor tarief heffing in het krijt, als tarief heffing elders ons de mogelijkheid van billijke concurrentie afsneed.

Nooit mag men uit het oog verliezen , dat voor een

ONS VOORUIT. 29

land als het onze, en voor een „wereld op zichzelf" als de Vereenigde Staten, de kansen in het minst niet gelijkstaan. Een bevolking van 70 millioen , en een land zoo overrijk als Amerika, biedt een markt aan de in- landsche industrie , waarbij de onze van verre niet haalt. En ook de rijkdom van Amerika's bodem is oorzaak, dat het letterlijk om geen enkele grondstof verlegen is. Het heeft alle metalen , het heeft hout , het heeft kolen, en doordien het zich uitstrekt over het koele en warme khmaat, teelt het tabak, katoen, wijn en alle soort vruchten ; en heeft in letterlijken zin geens dings gebrek.

Van zulk een land op onzen armer bodem gaat daarom eo ipso de gevolgtrekking niet door.

Maar wel kan men er het practisch antwoord vinden op enkele algemeene bedenkingen , die ten onzent tegen elke tariefheffing van aanbelang worden ingebracht. Bij ons toch zijn de freeirade-ówc'pQrs geneigd om <?//è tarief af te keuren, dat geheven wordt van goederen, die concurrent zijn met hier gemaakt fabrikaat. Op wat hier noch te telen noch te fabriceeren is, staan ze tarief toe. Ook desnoods accijnzen, wat heel iets anders is, als verbruiksbelasting. Maar van een tarief, dat een vreemd fabrikaat in concurrentie met ons fabrikaat op onze eigen markt bemoeilijken zou, willen ze niet weten.

Wel zijn ze hierin niet consequent, en missen ze den moed , om wat aan tarieven van dien aard nog hangen bleef, op te ruimen ; en zien ze er zelfs geen been in , om de opbrengst van deze tarieven door betere controle op te drijven, maar in beginsel althans keuren ze al zulk soort van tarieven af.

Zoo nu staat het tusschen de twee groote staatspar-

30 ONS VOORUIT.

tijen in Amerika niet; en ook al kwamen het volgend jaar de democraten weer aan de regeering, aan invoe- ring van wat hier te lande f reetrade heet, zou niet gedacht worden.

In een scherpe polemiek, die schrijver dezes voor drie maanden met een democratisch blad in het Westen had, legde men er van democratische zijde zelfs nadruk op, dat de democraten even goed als de republikeinen voor tamelijk hooge tarieven waren , en dat ze van de republikeinen alleen verschilden in het motief.

Van republikeinsche zijde wilde men exclusieve pro- tectie, van democratischen kant enkel „revenue"-tarieven, die wel ter sluiks tevens protectie boden , maar niet feitelijk zoo goed als alle concurrentie voor den vreem- deling afsneden.

Dit is te verstaan voor wie het historisch verschil tusschen beide partijen beter doorziet, dan men dit gemeenlijk in Europa doet.

De republikeinsche partij is namelijk in Amerika de erfgenaam der aloude Whigs, die uit Engeland ook naar Amerika als politieke partij zijn overgebracht. Hun politiek wortelt nog altoos in de beginselen van onzen Stadhouder Willem III, die als Koning van Engeland, ook over zee aan zijn beginselen ingang schonk. Van- daar is het dan ook zeer begrijpelijk, dat bijna alle Hollandsche kolonisten in Amerika zich bij de repu- blikeinsche, en niet bij de democratische partij hebben aangesloten.

De democraten daarentegen staan tegenover deze historische [F//z^-partij als de lofzingers van de begin- selen der Fransche Revolutie. Jefiferson is hun geestelijke

ONS VOORUIT. 31

vader; en hij was het die in 1793 den strijd ten behoeve van de Fransche-Revolutie-beginselen tegen Washington en Hamilton opnam. Het is dan ook volkomen begrij- pelijk, dat onze kolonisten die overzee togen niets van deze beginselen weten wilden, en dat alleen Pella, dat niet van Calvinistischen oorsprong was , de democratische partij bijviel. Voorts spreekt het vanzelf, dat de socia- listen, als het scherp gaat, tenslotte altoos met de democraten loopen.

We zeggen daarom niet, dat het republikeinsche program van Chicago van 1896 ons geheel voldoet, noch ook, dat er op 'het democratisch program van Chicago 1896 niet punten voorkomen, die ons toelachen. Alleen breeder uiteenzetting zou dit klaarder kunnen toelichten. Maar in hoofdzaak zijn toch de republikeinen beslist anti-revolutionair, en trekken de democraten aan het revolutiekoord. Nog op hun program van '96 werd nadrukkelijk naar Jefferson als den stichter van hun partij verwezen.

Dit in het oog houdende, verstaat men terstond, dat de democraten, die voor alles het individuahsme minnen, en voor het sociale weinig hart hebben, op oeconomisch gebied ook liefde voor den vrijhandel hebben. Maar dit neemt toch het feit niet weg , dat ook zij , onder den naam van reveime-\.-\x\Q.vQrv , zóó hooge rechten willen heffen , als hier nauwelijks door ons bedoeld was.

En komt men nu op de beide hoofdargumenten, die hier steeds tegen verhooging en uitbreiding van het tarief worden aangevoerd, dan kan niet wel anders getuigd worden, dan dat de practijk in Amerika beide bedenkingen opzij dringt.

32 ONS VOORUIT.

Tariefverhooging , zoo zegt men ten eerste, verarmt de lagere klasse ten bate van de meer gegoede klasse. De uitkomst daarentegen is, dat de loonen in Amerika hooger zijn dan ergens elders, en dat de groote massa der werklieden bij elke nieuwe verkiezing hun stem biedt aan wie vóór protectie is. De uitvoerige statis- tieken over de loonen wijzen uit, dat ze zelfs onder het verscherpte tarief nog steeds iets vooruitgingen. Juist de hooge tarieven toch hebben de industrie zulk een hooge vlucht doen nemen , dat het geld letterlijk over den akker stroomt; dat er allerwegen welvaart heerscht; en dat er telkens nog tijdelijk werklieden uit den vreemde, en o. a. ook uit ons land, moeten over- komen, om af te werken wat besteld is.

En evenzoo staat het met het tweede argument, dat namelijk hooger tarief den invoer zou doen afnemen , en daardoor ook den uitvoer zou doen verminderen. Ook hiervan toch bleek in klimmende mate juist het tegendeel het geval te zijn. Nog nooit zijn de cijfers van den Amerikaanschen uitvoer zoo hoog geklommen als thans onder het bijna exclusieve tarief; en de afstand tusschen invoer en uitvoer wordt met eiken trimester grooter.

Dat kleiner invoer noodzakelijk ook den tiitvoer zou doen slinken, is alzoo gebleken, volstrekt onjuist te zijn.

Amerika heeft thans reeds op zijn handelsbalans zooveel van Europa tegoed, dat het bij duizendtallen zijn spoorwegaandeelen en obligaties, die voor zoo aan- zienlijk deel in Europeesche handen waren, terugkoopt, en een niet minder aanzienlijk deel van zijn renteschuld aan Europa in fabrikaat kwijt.

ONS VOORUIT. 33

Gaat dit nog eenige jaren zoo voort, dan zal Amerika allengs al zijn schuld die het nog in Europa uit heeft staan , delgen , om daarna zooveel het kan , goud uit Europa te trekken, en voorts zelf geldschieter in Euro- peesche ondernemingen , en aan de Europeesche staten , te worden, om ten slotte zich zelfs, evenals Engeland, meester te maken van veel Europeesch ^^real estate"'.

Wat men in Duitschland gezien heeft, heeft zich alzoo met name in Amerika bevestigd, dat in strijd met de pessimistische profetieën der freetraders , de hoogere ta- rieven Amerika hebben verrijkt , de werklieden in goeden doen gebracht, en 's lands uitvoer hebben vermeerderd.

VIL

Gelijke activiteit en voor niets terugdeinzende energie openbaart zich in het Amerikaansche leven schier op elk gebied.

Let slechts op hun macht in het boinven , op hun in elk opzicht schier volmaakte locomotte , en op hun onge- ëvenaard hotel-zvezen.

Hoe men in Amerika in tien jaren tijds steden als uit den grond stampt, die onze kleinere steden, waar een eeuw en langer over gebouwd is, in omvang, sier- lijkheid en grootschheid van aanleg verre achter zich laten , is bekend. En ook weet men , hoe een wereldstad als Chicago, na den brand van 8 October 1871 , niet alleen met een snelheid, die ieder verbaasde, herbouwd is, maar sinds in bevolking van nog geen 400.000 op ver over de millioen inwoners steeg, met een rato van 1 1 8 pCt. elke tien jaar.

3

34 ONS VOORUIT.

Maar wat, wie het niet zag, niet licht gist, is, dat deze reusachtige bouw in Amerika zoo soliede en zelfs zoo aesthetisch-schoon plaats grijpt.

De steel-frame-system " is een echt Amerikaansche bouw-manier, die maakt dat ónze „revolutie-bouw" er bijna niet voorkomt. Waar het eenigszins kan, bouwt men, tot zelfs in een stad als Chicago, „detached" huizen, d. z. huizen die op zich zelf staan, of zelfs door een smalle strook tuin omgeven zijn. Ook is er van de hier zoo hinderlijke eentonigheid van lange rijen huizen onder doorloopende daklijst bijna geen sprake, en in de betere buurten verraadt schier elk huis den toeleg, om iets eigenaardigs in stijl en opvatting te vertegen- woordigen.

Geld wordt daarbij niet gespaard, en slag op slag valt uw oog op een rijk afgewerkten gevel, met geor- namenteerde trap als voorsprong, vaak zelfs met een kolonnade. En al zijn de „sky scrapers ", d. z. de „hemel- krabbers", met hun twintig verdiepingen foei-leelijke torens, toch spreekt ook uit deze torenhuizen " een energieke wil om als het moet op een klein terrein practisch veel te concentreeren , en dwingt de inwendige uitnemende inrichting dezer huizen met hun vele, ruime en pijlsnel opvliegende en neerdalende „elevators" u bewondering af.

Toch bereikt de Amerikaansche Architectuur haar hoogtepunt eerst in de Kapitolen, de Stadhuizen, de Courts, de Kerken, de Armories, de Universiteitsge- bouwen, de Godshuizen, de Soldiershomes en de Clubs. Bij een gebouw als de Cityhall te Philadelphia halen onze stadhuizen het van verre niet. John Mc Arthur

ONS VOORUIT. 35

begon dit gebouw in 1870, en nog is het niet voltooid. Verbeeld u, dit stadhuis is 148 meter lang en 143 breed, en langs een breeden kruisweg loopt het stadsverkeer onder zijn gewelven door. Alleen door de St. Pieters- kerk te Rome en het Paleis van Justitie te Brussel wordt het in afmetingen overtroffen. Het heeft een toren van 115 meter hoog, en toont een elf meter hoog stand- beeld van Penn. De kosten van dezen bouw bedroegen nu reeds over de 50 millioen gulden.

En al is het nu niet zóó kolossaal, toch vindt men even imponeerende en in statigen stijl opgetrokken ge- bouwen tot in de hoofdsteden der kleinste Staten. Som- mige kerken boeien u, zoowel door hun keurigen stijl als door hun groote afmetingen. Onze rijkste Academie- gebouwen zinken in het niet weg voor wat men in Amerika in een heele reeks van halls en chapels en laboratoria voor één enkele Universiteit durft bouwen. Het Club- house van de metropolitan-club te New-York is alleen zes millioen gulden waard.

En wat vooral opmerkelijk is, zelfs in stedekens van 8 a 10.000 inwoners draagt heel de stad een grootsch aanzien. Breede, lange boulevards, groote, ruime dwars- straten, voor elk huis een tuin, en bijna ieder huis een villa.

Zulk ruim bouwen is dan ook alleen denkbaar in een land, waar de loconiotie op veel grooter schaal dan in Europa het verkeer vergemakkelijkt.

Paardentrams , als waarin wij te Amsterdam nog voort- sukkelen, kent men er bijna niet meer. Alle trams of „trolley cars", gelijk ze daar heeten , stuiven voorwaarts onder de pressie der electriciteit. De tramwagens zijn er

36 ONS VOORUIT.

veel ruimer dan ten onzent. Niet zelden is zelfs de koet- sier door een glazen omtuining tegen koude beschut, en in ongelooflijk korten tijd snelt men er van het e'éne eind der stad naar het andere. En waar men ten onzent zelfs in Amsterdam nog geen electrische ,, cars" bezit, vindt ge die in Amerika tot in de kleinste steden, ja, tot in plaatsen die minder bevolkt zijn dan onze grootere dorpen.

In New- York en Chicago vond men zelfs deze vlugge „electric cars" nog een te traag vervoermiddel, en daarom zijn overlangs door New-York niet minder dan vier spoorwegen aangelegd, die heel de stad van de „Battery" tot bij „Yonkers " doorsnijden. Deze spoor- wegen rusten op hooge ijzeren palen , zoodat ze hoog over de hoofden heengaan , en voor 5 cents brengen ze u in enkele minuten van het oosteind der stad naar het westeind; een distantie van ruim 16 mijl of 25 kilometer, weinig minder dan vijf uren gaans.

Ook het spoorwezen zelf is er tot een volkomenheid opgevoerd, als wij niet kennen. Van New-York naar Chicago rijdt ge over een lijn, met vier paar sporen, in 24 uur 1600 kilometer af. In zulk een spoortrein kunt ge wandelen door alle wagens heen. De wagens zijn er breeder, en vooral veel langer, dan ten onzent. Ge vindt er zitsalons, eetsalons, slaapsalons, rooksalons. Ze zijn alle op zij verwarmd, electrisch verlicht, van drinkwater en waschkamer voorzien, en uitnemend be- diend door een corps vriendelijke negers.

En wat vooral het lange reizen aangenaam maakt , ge kunt er voor één dollar per uur een „state room" af- huren, en dan hebt ge een kamer voor uzelf, met sofa's

ONS VOORUIT. 37

en tafel, met breed bed en afzonderlijke waschkamer, ja, zelfs met eigen „closet". Zoo kunt ge rustig lezen, en zelfs schrijven, daar de beweging door het uitne- mende „spoorbed" uiterst gering is. Ge kunt tot uw luncheon toe in uw kamer laten komen. En zoo reist ge 24 uur lang, zonder dat het u een oogenblik lang valt. Soms verrast u het uur van aankomst, dat uw werk, dat ge onder handen hadt, nog niet af is. En dit alles is mogelijk geworden door het stelsel van „drie klassen" af te schaffen. Er is maar één klasse, en juist dat won plaats.

Ook het check-stelsel " voor uw bagage is er veel beter dan ten onzent. Men plakt geen briefjes op uw koffer, en ge krijgt geen briefjes te bewaren. Met lederen riem wordt er een koperen plaatje aangehangen, en een dubbel van dat plaatje steekt ge in uw portemonnaie.

En zooals het op de spoorwegen is , evenzoo is het op de waterwegen. Op de Hudson varen stoombooten als paleizen, met drie verdiepingen, waarop ge u vol- komen vrij beweegt; en zelfs de pontveeren, die u naar Hoboken overzetten , zijn zacht voortglijdende huizen, waarin ge salons vindt, langer en breeder dan onze beste wachtzalen.

En aan deze onovertroffen locomotie sluit zich een even reusachtig hotelwezen aan. In Saratoga heeft het United-Statcs hotel niet minder dan tzvee d7dze7td s\3.a,^- kamers. Bij uw slaapkamer kunt ge een eigen badkamer met closet krijgen. In elke kamer vindt ge een fonteintje met koud en warm water. Voor niet te hoogen prijs kunt ge den geheelen dag door u abonneeren voor alle maaltijden, vaak niet minder dan vijf in aantal, „early

38 ONS VOORUIT.

breakfast", warm ontbijt, luncheon, dinner en supper. En dit alles zoo bijna weelderig, dat het menu keer op keer overladen is, en ge tweemaal per dag oesters en bij elk middagmaal sorbet èn ijs ontvangt. Daarbij zijn de halls zoo grootsch en practisch ingericht, dat ge typewriters , telegraaf, post, boekwinkel, sigaren- winkel, livery-office en telefoon, in de hall van elk groot hotel vindt, en meerdere breede liften rusteloos op en neer gaan. Voeg hierbij, dat de „portier", bij wien ge hier altoos terecht moet komen, er niet bestaat, maar dat ge steeds een breed bureel met meerdere „gentlemen" er achter, gereed vindt, om u inlichtingen te geven ; en ge verstaat hoe het lange en verre reizen in Amerika ophield een plaag te zijn, en veeleer door overvloed van comfort tot een weelde wordt.

VIII.

En nu de menschen.

Hoe rijk toch de omgeving, hoe belangwekkend de toestanden der „nieuwe wereld" ook zijn mogen, ook in Amerika is het de inensch, als mensch, die het diepste stempel in het leven drukt ; en om nu Hilda , en haar amazones , niet te ergeren , ga daarbij de Amerikaansche vrouw voorop.

En dan gunne men ons het zwijgen te doen tot enkele buitensporigheden van het Feminisme. In een land waar de onbeperktste vrijheid en de pittigste veer- kracJit den toon aangeven, komen op elk gebied sterker excessen dan elders voor, en natuurlijk, dat in zulk een land ook het Feminisme zich niet onbetuigd laat.

ONS VOORUIT. 39

Toch is het ons hier niet om die enkele honderden excentrieken op de dertig miUioen vrouwen, maar om die breede schare zelve van deerns, jufifers en matronen te doen , om het type zelf van de echt-Amerikaansche vrouw.

En dan mag zonder zweem van vleierij gezegd, dat dit type metterdaad hoog staat. Het Calvinisme heeft in de Oostersche staten van meet af de hidsmoeder als het ideaal der vrouw gekozen. Niet de actrice, niet de coquette salonbezoekster, niet de sportexcentrieke, maar de huismoeder. En er ligt ongemeene sociale en zedelijke kracht voor het Amerikaansche leven in, dat die /mis- moeder er nog altoos zoo hoog staat.

Met wat wij een JmismiiscJi noemen, heeft de Ameri- kaansche huisvrouw dan ook niets gemeen. Ze is intel- ligent. Ze leeft meê in de groote levensproblemen. Ze leest niet maar, doch toont ook te kunnen lezen. Ze spreekt met den man als met haar evenknie. Zonder bedeesdheid spreekt ze u zelf aan, zonder af te wachten dat ge haar tot spreken uitlokt. Ze voelt zich volkomen vrij in haar omgang met heide seksen, maar zonder u den indruk te geven van te vrij , laat staan vrijpostig te zijn.

Ze heerscht in haar huishouding, maar zonder dat de strijd om de pantoffel hierbij wordt aangebonden. Het is geen overheerschen van den man , maar een voeren van het bewind over de huishouding ónder hem , naast hem, en zonder dat hij het zelf anders zou willen.

En dat hooge standpunt kan ze innemen , omdat ze eenerzijds in haar gezelschap aan den man niet inferieur is, en toch anderzijds als huisverzorgster niet overtroffen

40 ONS VOORUIT.

kan worden. Ze laat niets aan anderen over, maar regelt alles zelve. Ze kan niet te veel op dienstboden steunen, omdat de dienende deerns in Amerika zoo schaarsch zijn. Dat dwingt haar, noodeloozen omslag in de huis- houding te mijden, alles practisch en zakelijk in te richten, van onnoodig meubilair af te zien, en met haar volwassen dochters een goed deel van het huishoudwerk voor eigen rekening te nemen.

Daarbij verzorgt ze haar man op uitstekende wijze, en is als moeder voor haar kinderen goud waard.

Niet door als minachtster van het stille huislijk leven, maar juist door in dat huislijk leven zelf naar den eere- palm der vrouw te dingen , is de Amerikaansche vrouw tot een socialen invloed geraakt, die haar door niemand betwist wordt.

Zelfs in een College Womenchib , waarin schrijver dezes het genoegen had op te treden, viel noch van de pedanterie der „bluestockings," noch van de arrogantie der feministen ook maar iets te bespeuren.

De gehuwde en ongehuwde dames van dezen kring vatt'en hun studiën nochtans zoo ernstig op , dat ze dit jaar „de Nederlanden" tot voorwerp van onderzoek hadden genomen, en hiervoor omstreeks 50 „papers" door de leden op schrift lieten brengen ; en hoewel onder deze 50 lecturers niet ééne van Hollandsche afkomst was, drongen ze veel dieper in onze vader- landsche historie door, dan dit zelfs bij beschaafde dames in ons eigen land het geval is. En desniettemin vonden ze hierin niets bijzonders, lieten ze zich hierop niets hoegenaamd voorstaan, en bleven ze eenvoudig en natuurlijk in haar gesprekken.

ONS VOORUIT. .41

Het wezenlijk „lady-like" werd geen oogenblik aan de eerzucht der intelligentie ten offer gebracht. En wie bij de ontmoeting met Amerikanen onwillekeurig ge- trofifen werd door de veel vriendelijker en zachter wijze van hun optreden , vooral zoo ge dit met de manieren van veel Britsche heeren vergelijkt, begrijpt, na de Amerikaansche vrouw ontmoet te hebben, op eenmaal, van waar die zachter levenstoon hun aanwoei.

Men stelt er in Amerika dan ook prijs op , wel te doen uitkomen, dat de naam van „gentleman" er een andere beteekenis heeft dan in Engeland.

Staat wat men in Engeland een „gentleman" noemt, nog altoos meer of min op één lijn met wat in Oos- tenrijk vooral een „cavalier" heet, zoodat hooger af- komst, verkeer in het highlife , en in het algemeen de aristocratische vorm het hoofdingrediënt vormt, in Amerika heet gentleman een ieder, van wat rang of stand ook, die „gentle" van karakter, levenstoon en omgangswijze is. Het overforsche is er van het excen- triek manlijke afgeslepen; en ge ontwaart in de zachter manieren van wie waarlijk gentleman is , niet de zelf- inbeelding van den highlife-man , maar den verzachtenden invloed van de rijp-ontwikkelde vrouw.

Natuurlijk zijn er in een land, waar het vreemde element zoo verontrustend talrijk is, heel andere zij- stroomingen. Wie weet dat èn in New-York èn in Chicago niet veel onder een half millioen Duitschers wonen, om nu van de andere immigranten maar te zwijgen, begrijpt, hoe breed die zijstroomingen soms worden. Een der deelen van Philadelphia heet zelfs Gennan towji.

42 ONS VOORUIT.

Maar, en dit is juist het opmerkelijke, tot dusver is het assimilatievermogen van het oud-Amerikaansch ele- ment nog altoos sterk genoeg gebleken , om verreweg de overhand te behouden. Dit dankt Amerika met name aan zijn systeem van huislijke opvoeding.

Van de Engelsche nursery-education " willen zelfs de aanzienlijkste familiën in Amerika niet weten. De schadelijke gewoonte, die ook ten onzent nog zooveel voorkomt, om de kinderen tot ze naar school gaan, op de kinderkamer aan nurses of bonnes toe te ver- trouwen , en ze dan naar een kostschool te zenden , wordt er verfoeid.

De kinderen zijn er altoos in den familiekring , en in dien kring zitten ze er niet bij , maar ze leven en spreken meê. Van het „hooren, zien en zwijgen" wil men er niets weten. En wat den vreemdeling vreemd aandoet, is, dat zelfs de jonge kinderen er over alles meespreken , van meet af in alle onderwerpen worden ingeleid, en dat niemand er aan denkt, zich de kinderen, als een degelijk gesprek onwaardig , met een kinder- praatje van het lijf te houden. Men spreekt er met een jongen of meisje van twaalf jaar als met zijns gelijke, luistert naar zijn of haar bedenkingen, en redeneert er kalm tegen in.

Moge dit nu al soms te vroeg rijp maken, het ont- wikkelt dan toch een zelfstandigheid, een degelijkheid en een ernst, die op gansch ongemeene wijze hebben bijgedragen, om het goede Amerikaansche type diep in te snijden , en voor de assimileering van zoovele vreemde elementen bekwaam te maken.

Trekt men de Negers, Indianen, Chineezen enz. af,

ONS VOORUIT. 43

dan had Amerika, blijkens de jongste volkstelling (1890), een blanke populatie van 55 millioen, en hieronder waren er bijna 21 millioen, die óf als landverhuizers waren overgekomen, óf althans uit een vreemden vader of een vreemde moeder geboren waren.

Vooral in de Westersche staten leverde dit zeer ern- stig gevaar op , dat het echt-Amerikaansche type onder zou gaan. En toch heeft de ongemeene kracht tot assi- milatie, met name in de Westersche staten, zoo schit- terend de proef doorstaan , dat Ieren en Duitschers , Scandinaviërs en Slaven , Hollanders en Finnen , er hun eere in stellen, zoo snel mogelijk in het Amerikaansche type in te groeien.

Dat dankt Amerika aan de verhuizing op groote schaal uit de Oostersche staten naar die van het Westen, die juist plaats greep, toen de breede schare landver- huizers naar dat Westen trok.

In Ohio, Illinois, lowa enz. zijn de jonge avonturiers uit New-England , New- York, New-Jersey en Pennsyl- vania de toongevende inwoners geworden.

Maar zelfs hierdoor zou de standhouding van het Amerikaansche type ondenkbaar zijn geweest, zoo de vrije, kloeke opvoeding der kinderen, onder de hoede der uitnemende Amerikaansche vrouw, dat type niet zoo diep en ongedwongen in de harten had inge- prent.

Wat men dan ook bewere, alsof met het ouderlijk gezag in Amerika de spot werd gedreven , en alsof de deerns en knapen er naar hartelust huishielden, de invloed van vader en moeder op het opkomend geslacht moge er anders werken , maar stellig laat die invloed

44 ONS VOORUIT.

er veel dieper sporen achter dan in de meeste landen aan deze zijde van den Oceaan.

IX.

In Europa leven we sociaal in een huis met minstens vier verdiepingen ; in Amerika leeft men naast elkander. gelijkvloers. Hier: aanzienlijke, burgerlijke, werkmans- en arme gezinnen, ginds elke trap afgebroken, en elke klasse met haar woonvertrek uitkomende op hetzelfde portaal. Kan men nu zeggen , dat dit het gemeene verkeer verward en verwilderd heeft?

In ons werelddeel vloeit uit „wegneming van de trap" zeer zeker verwildering voort. Geef hier , in kerk , op plein, in zaal, aan alle standen gelijke rechten van toegang en plaatsbezetting, en ge zijt er bijna zeker van, dat de laagste klasse u vooruitdringt, u op zij duwt, zich van alle „beste plaatsen" meester maakt, en er schik in heeft, als gij slib vangt. Zelfs bij het elkaar passeeren op straat , heeft menig slachtersjongen of smidsknecht er schik in, om voor de deftigste be- jaarde dame niet uit den weg te treden, maar stijf door te loopen , dat zij kunne wijken voor hem. En gebeurt het, dat zulk een ruwe klant door erfenis of lotspel een „heer" wordt, dan zet diezelfde arrogantie zich in den „parvenu" voort; alleen nu door de brutaliteit van zijn geld, gelijk voorheen door de brutaliteit van elleboog en facie.

Het laat zich dus begrijpen, dat wie hier aan dit kwaad zich ergerde, zich van Amerika, waar alles ge- lljkvloersch is, nachtmerrie-voorstellingen vormt, en zich

ONS VOORUIT. 45

in New-York en Chicago toestanden droomt, waaraan mannen en vrouwen van hooger fatsoen zich liefst niet wagen zouden.

Hoe heel anders daarentegen is de realiteit, en hoe blijkt telkens weer, dat zulke arrogantiën der brutaliteit wel uit reactie tegen de vroegere trotschheden der hoogere klassen opkomen, maar schier geheel verdwijnen, zoodra het gevoel van mensch onder menschen" te zijn tot alle rangen en standen doordringt.

Handhaaf de smadelijke benaming van „den minderen man", en die mindere man zal er lust in scheppen, u zijn physieke en numerieke meerderheid te doen gevoelen. Maar roei dat booze denkbeeld uit , en laat den meest behoeftige weten, dat ge hem als inenscJi gelijk als uzelven eert, en elk motief vervalt waarom hij u in het gemeen verkeer duwen en stooten zou.

Dit is zóó waar, dat men in een stad als New-York van hooger hand zelfs geen behoefte gevoelt, om op de manier van onze Amsterdamsche politie door militair vertoon te imponeeren.

Wie uit Amerika herwaarts komt, krijgt van onze politie den indruk , of er een Janitsaren-corps door de stad wandelt. Geheel militaire uniform , het hoofd met den helm gedekt, aan dien helm een stormband, en er over heen een koperen dekreep. Voorts een sabel op zij , en bij die sabel nog een stok met lood in het eind. Voorts hiermee overeenstemmend een titanisch gefronst gelaat, en als de mond opengaat, forsch, eigenaardig gepeperde taal.

Is dat nu reeds in een stad als ons stil en rustig Amsterdam noodig, wat zal het dan ^^•el niet zijn in

46 ONS VOORUIT.

een stad als New- York, vaak „het rooster van twee werelddeelen " genoemd; een rooster, waarop het schuim van tien natiën tegelijk hangen blijft, en op het eng terrein van het smalle eiland Manhattan een zoo reus- achtige bevolking bergend. Daar, zoudt ge zeggen, mogen de agenten wel gepantserd zijn en met kleine mitrailleuses door de straten trekken.

En toch, hiervan vindt ge niets.

Een „police-man" te New- York wandelt over dag als een „heer" door de straten. Een licht grijs-blauwe pantalon , een dito blouse , met een bruin lederen gordel om het lijf saamgetrokken , en verder op het hoofd een licht bruine bolhoed , zooals elk burger er een kan dragen. Alleen een net insigne op de borst, en evenzoo zijwaarts op den bolhoed gestoken, zegt u dat deze „heer" een agent is.

Voorts zijn wapening :^^^;^^.

Geen sabel en geen stok. Eenvoudig niets. Misschien in den zak een revolver. Maar ge merkt er niets van. En deze „heeren" wandelen als „heer en" met lichten tred op en neer. Er is geen dreun in hun voetstap. Ze zetten een vriendelijk gezicht. En spreken ze, dan spreken ze als een gewoon burger.

En toch, met zulk een „Zondagsche" politie houdt men New- York zoo uitnemend in toom, dat schrijver dezes, die saam zeker vier wieken in New- York door- bracht, geen enkel maal een Amsterdamsch „politie- standje" gezien heeft.

Na zonsondergang, het is zoo, dan dragen ze een korten stok in de hand , die met een leeren riem aan den pols bevestigd is, maar ook dan zelfs is hun ver-

ONS VOORUIT. 47

schijning allerminst militair of janitsaarachtig. En de vraag mag dan ook met recht gedaan, of wij met onze snorrebaarden en pickelhauben- politie niet eer prikkelen tot verzet, dan dat we stille, rustige orde verzekeren. Of lijdt het tegenspraak , dat zelfs nu reeds het minder barre optreden van onze politie, bij vroeger vergeleken , de wederzijdsche verstandhouding verbeterd heeft .-•

Men make zich van TaimnanyhaW dan ook geen verkeerde voorstelling.

„Tammanyhall" is, als men wil, een fatsoenlijke rooversbende. Ze neemt het bestuur en beheer van een groote stad, als bij contract, aan, en eenmaal meester van het terrein, speelt ze met belastingen en leeningen en tractementen naar hartelust , en converteert alle over- heidsgezag in een vrijbrief tot publieke plundering.

Doch juist dit finantieele doel en daar lette men op kan ze alleen bereiken door de stad zoo te be- sturen en te beheeren, dat heel de burgerij weet: niemand verbetert het aan Tammanyhall.

En de wijze waarop zulk een stad beheerd wordt, is dan ook voorbeeldig.

Er komen fouten voor. Zoo in November j.1. , toen plotseling een schrikkelijke sneeuwstorm, een „blizzard" gelijk het heet, de oostkust overviel , zoodat in één nacht i6o schepen op de kust vergingen, en de sneeuw half November op sommige plaatsen een meter hoog lag.

Daarop was niet gerekend. De opruimingsdienst voor den winter was nog niet georganiseerd. En wie het niet gezien heeft, maakt zich geen denkbeeld van de ver- warring, die toen in het centrum van New- York heerschte. Geen Trolley-car kon meer rijden ; en de tienduizenden

48 ONS VOORUIT,

die voor den nacht naar de suburbs terug moesten, konden niet naar huis. Ook bleven de vrachtwagens bij hoopen in sneeuw en modder steken.

Maar anders is ook de reinigingsdienst in New-York zelfs aesthetisch-schoon ingericht.

Zoo toen het regiment heroes " uit San Jago di Cuba triomfeerend New-York binnentrok.

Toen toch zwermden voor de politie uit, over heel de breedte van de breede avenue, de „heeren" van den reinigingsdienst in hagelwitte pantalons en dito blouses, met even blanken bolhoed op het hoofd. Ze vormden een rij, die heel de breedte van de straat bestreek, en bewogen zich even snel voorwaarts als de troep, onderwijl met nette vegers heel het plaveisel afstrijkend, of met keurig om den rand geverfd blik het door anderen saamgeveegde vuil vlug opscheppend. En vlak achter deze in het kleed der onschuld voort- wiegelende vegers , volgde een rood gelakte wagen , door even sierlijk getuigde paarden getrokken, waarin slag op slag het volle blik werd leeggegoten. Een rei- nigingsdienst, die voor de komende troepen de breede Avenue stofschoon opleverde, en tevens een ornament was van den intocht.

Ongetwijfeld komen uit de achterbuurten van east- down-tozvn in de bladen berichten voor van ruwer tooneelen , doch daar waagt geen vreemdeling zich , zonder escorte van detectives, op het late avonduur. En bepaalt men zich tot die bezochte straten en wegen waar het groote publiek zich doorheen be- weegt, dan mag aan New-York de eere niet onthouden, dat men er bijna geen „standje", zoo goed als geen

ONS VOORUIT. 49

dronkenschap, en nergens brutale prostitutie ontwaart. Opmerkelijk is het ook, dat men b.v. in Madisonsquare, een groot vierkant plein met geboomte in het hart van New-York, niet, gelijk op ons Rembrandtsplein , de hekken 's avonds sluit, maar er volop licht aanbrengt; waar maar een bank kan staan, er banken zet, banken die goed zitten en van makkelijke leuningen voorzien zijn ; en dat zulk een plein steeds overvol bezet is door lieden , die hier kalm uitrusten en lucht indrinken , terwijl men ze bij ons, door gebrek aan beter, naar kroeg en herberg jaagt.

X.

In ons slotartikel bespreken we de schaduwzijde, die de macht van den Dollar op het Amerikaansche leven werpt.

In 1897 is in de Clearing-houses een totaal bedrag verhandeld van vier en vijftig duizend millioen dollars, zegge honderd vijf en dertig duizend maal millioen gnlden.

Het geld vloeit en stroomt er dan ook, en tegen geen uitgaven , hoe kolossaal ook , ziet men in Amerika op.

En neemt ge nu b.v. de verdiensten der typographen, niet in New-York of een ander duur centrum, maar, zeg, in WestVirginie, dan leeren de statistische tabellen van de Board of Labor, dat een man-letterzetter per week tot 18 dollars ontving, een vrouw-letterzetter tot 15 dollars, en zij die persen en stoomwerktuigen han- teeren tot 20 dollar per week. Alzoo verdiensten van ƒ 50 ƒ 37.50 per week. Een man en vrouw, zonder kinderen , kunnen dus , als ze tot de knapsten behooren,

4

50 ONS VOORUIT.

saam over de / 80. in de week besommen. Natuur- lijk zijn er ook veel lager loonen , en vooral de „unskilled laborers " innen soms geen ƒ 15. per week. Maar, over het algemeen genomen , rolt de dollar heel het land door, en ziet men aan alles , dat er aan geld geen gebrek is.

Dit nu heeft ongetwijfeld, in kring bij kring, tot Maimnondienst van het ergste soort geleid, en vooral het onloochenbare feit, dat ge in geen land ter wereld sneller kapitalist en millionair kunt worden, doet er den gloed van den geldhartstocht in het bloed branden.

Die hartstocht steekt ouden en jongen aan , en de kleinste winkelier en de minste kantoorklerk loert er op, of ook voor hem de kans niet komt, om al speculeerend een stapel greenbacks meester te worden.

Dit kweekt een speculatiewoede, waarvan men zich in Europa geen denkbeeld vormt. Men doet er ook aan physieke sport, maar toch, de financieele sport, ook in het roekeloos wedden, heeft er den boventoon.

De vraag Jioe men aan zijn geld komt, wordt daar- door in veel kringen een bijkomstig vraagstuk van ondergeschikt belang; de hoofdzaak is maar, dat men het in handen krijgt.

Vandaar ook dat plotseling rijzen en dalen op de sociale ladder, en de bij ons ongekende voorbeelden van mannen, die eerst niets hadden, toen wondersnel millionair werden, daarna weer doodarm rondkropen, om straks door een nóg stouter durf nog rijker millio- nair te worden dan weleer.

Zulk op en neergaan is er dan ook te gewoon, om het parvenuety'pQ. te ontwikkelen. Dat type vindt men wel onder de rijke negers, soms ook onder de rijkge-

ONS VOORUIT. 51

worden immigranten, maar hoogst zelden onder de echte Amerikanen. Voor hen is het rijk worden niets buitengewoons.

Maar wel ontwikkelt deze heerschappij van den Dollar de geldaristocratie. Voor een man die gelukkig gespe- culeerd heeft, en er bovenop kwam, heeft men een gevoel dat naar hero-ivorship zweemt. Alleen in de kringen der afstammelingen van de ond-Hollandsche en oud- Enge Is che kolonisten kwam iets op van wat men een geslachtsaristocratie zou kunnen noemen. Wie in zestien kwartieren genealogisch kan aantoonen , dat hij nog zuiver oud-Hollandsch bloed in de aderen heeft, staat er even hoog in de schatting als een man met het „blue-blood" onder onzen adel.

Doch overigens geeft alleen het geld een hooger socialen rang, en wordt letterlijk niets ontzien om de fortuin te dwingen. De njiions doQn dit on\[3.2ig , dQ trusts omhoog, en overmits er nog meer dan brood voor alle klassen is , wordt er zelfs aan het invoeren van een degelijke sociale wetgeving nog niet gedacht.

De Commissioner of Labor, de zeer intelligente Dr. CaroU D. Wright erkende dan ook volmondig , dat men zich waarschijnlijk eerst als de nood aan den man kwam, zou laten afdwingen, wat men nu gracieuselijk uit eigen initiatief aan de lagere klasse geven kon.

Het vechten om den dollar schijnt er derwijs be- hagelijk, dat men ook den socialen strijd liever uitvecht, dan dien eigener beweging door tijdige , verstandige wetgeving te bezweren. Van de twee zijden organiseert men zich , en wapent zich , en van strike of boycottiiig wordt de beslissing gewacht.

52 ONS VOORUIT.

Dat uitvechten is hartstocht geworden. Men zou zich teleurgesteld gevoelen, als een bestand die rustelooze worsteling storen kwam. Het publiek te New- York be- taalde ver over de ƒ loo.ooo om Sharkey en Corbett saam al boksend te zien vechten, en verwedde daaren- boven nog over de ƒ lOO.ooo op elk der twee boksers. En diezelfde hartstocht vergiftigt het sociale leven. Men houdt er geen stierengevechten, zooals in Spanje, maar men vecht er zelf met dollar tegen dollar op het sociale slagveld.

En al moet nu toegegeven dat dit ,.sharp", vlug en gcwiktst maakt, zoodat men soms verbaasd staat over de wakkerheid en uitgeslapenheid van pasbeginnende klerkjens, toch mag niet ontkend, dat het de samen- leving dreigt te materialiseeren , overdadige weelde in sommige kringen voedt, en zoowel de begrippen van eerlijkheid op harde proef stelt, als misdaad op breede schaal kweekt bij die kille naturen, bij wie de geld- hartstocht door geen zedelijk tegenwicht getemperd is.

Wat Amerika dusver voor het bezwijken onder deze geldkoorts behoedde, was dan ook schier uitsluitend de veerkracht van het religieiise leven. Iets wat symbolisch uitkomt in het feit, dat de schraapzuchtige railroad- kings elk predikant {en er zijn er ver over de lOO.ooo) met een clerical ticket voor half geld op alle sporen laten reizen , enkel liixe-treinen uitgezonderd.

Die religieuse geest sterkt het zedelijk besef, stuit er den drankduivel, die in bond met den dollar zoo dubbel giftig kan \vorden , en werkt rechtstreeks den gouddorst tegen door tot elders ongekende liberaliteit in het geven op te kweeken.

ONS VOORUIT. 53

Het heerlijke vrijwilligheidsbeginsel, dat heel de kerk van Christus en al haar dienaren dwingt van vrijwillig gegeven geld te leven, noodzaakt om telken jare zijn tiende ten offer te brengen, en heeft, door aldus aan geven te wennen, den rijken Amerikaan het lust hebben aan geven geleerd.

Men maakt zich in Amerika er niet van af met voor een honderd gulden in te teekenen , maar geeft keer op keer een stuk van zijn kapitaal, lang niet zoo zelden millioenen dollars tegelijk, voor de stichting van kerken , seminariën of missionaire stations.

Van het rechtstreeksch kerkelijk terrein is die geest van het vrijwillig geven even mild en ruim op philan- tropisch gebied overgegaan, en wist zich ten slotte uit te breiden tot het breede veld van kunst en wetenschap.

Zoo is zelfs in kringen , waar de religieuse aandrift verslapte, toch de lust aan het milde geven schier tot een tweeden hartstocht geworden , die louterend en wel- dadig op den geldhartstocht inwerkt.

Zonder die vorstelijke liberaiiteit zou Amerika onder de heerschappij van den dollar moreel veel dieper zijn weggezonken. In die koninklijke schenkingsmanie vond het een tegengif dat behoudt.

Zij , die thans ook in Amerika bezig zijn , om den religieusen volksgeest te ondermijnen, de autoriteit der Heilige Schrift te verzwakken, en voor wat religieuse aandrift was, philantropische beschouwing in de plaats te schuiven , weten dan ook niet , met welk sociaal ge- vaar ze de Amerikaansche Unie bedreigen.

Zeker, de dusgenaamde Covenanters , die aan de leden van hun kerk zelfs het deelnemen aan de publieke

54 ONS VOORUIT.

stembus, op straffe van censuur, verbieden, zoolang de constitutie van Amerika niet in sterker positieven zin religieus gekleurd zal zijn, verspelen hun kracht door overdrijving. Maar toch ontwaakt nu reeds in breede kringen het besef, dat wijziging der constitutie geen te hooge prijs zou zijn, zoo daardoor den mannen des ongeloofs de pas kon worden afgesneden, om de zenuw van Amerika's nationale kracht, die nog altoos in zijn religieuse verheffing ligt, tot onherstelbare schade van Amerika's toekomst, door te snijden.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Op onverantwoordelijke wijze heeft het volk van Nederland de stamgemeen schap verwaarloosd met hen, die als kolonisten van hier naar andere werelddeelen togen, en zich van hun nakomelingschap vervreemd.

Uitnemend wel wist men hier te lande , dat de Kaap de Goede Hoop door onze stamverwanten gekoloniseerd was ; en toch , wat steun is , sinds Engeland zich van de Kaap meester maakte , van Nederland uitgegaan , om onze stamverwanten in Zuid-Afrika bij hun harde worsteling met de indringende Engelsche beschaving te sterken ?

Sinds Kruger's optreden, ja, en toen de helden van Spitskop Hollands naam door, heel de wereld deden klinken, hebben we ons gehaast ons aandeel in dezen

56 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

roem te innen, en sinds is de belangstelling in Trans- vaal en den Oranje- Vrijstaat hier levendig geworden. Maar voegt het ons niet desondanks te bekennen, dat de eerste tachtig jaren van deze eeuw ons aanklagen van een schuldige onverschilligheid , die een smet werpt op ons nationaal karakter ?

Nederland heeft al die lange jaren naar zijn stam- verwanten in Zuid-Afrika niet omgezien. Ze waren ver- geten, en als afgesneden uit onze herinnering, zooniet weggestorven uit ons hart.

En nu de vraag : Staan we tegenover de kolonisten , die van hier naar Amerika togen, minder schuldig.-'

Ook op Amerika's Oostkust hebben in de 17e eeuw kolonisten uit Nederland voet aan wal gezet, om op Manhattan-eiland Nieuw-Amsterdam, langs de Hudson en veel kleinere rivieren tal van steden en dorpen te stichten , en zoo in de tegenwoordige New-Yorksche staten als in New-Jersey onder den naam van „Nieuw- Nederland" een staat te doen optreden, die tusschen New-England en het toenmalige „Nouvelle France" inliggend , een rijke toekomst voor zich scheen te hebben.

En al heeft nu Engeland door zijn verraderlijken overval, in vollen vrede, ons in 1664 Nieuw-Amsterdam ontstolen, en al zagen we ons verplicht bij den vrede van Breda ook formeel van Nieuw-Amsterdam afstand te doen, toch bleven onze stamgenooten aan hun Hol- landsche traditiën trouw, tot in het begin van deze eeuw werden te New- York nog predicatiën in het Hollandsch gehouden, en zoo de St.-Nicolaas-Society " als de Holland-Society " pogen nog steeds de afkomst uit het Hollandsche bloed in eere te houden.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 57

Er is , dit moet toegegeven , een tijd van verflauwing ook aan de andere zijde van den Oceaan geweest , toen de Pannebakkers zich Pennypackers , de Kuypers „Cow- per" en „Cooper" gingen noemen; maar hierin kwam sinds zulk een keer, dat van oud-Hollandsche herkomst te zijn, thans in de Ooster-Staten als titel van adel geldt, dat schrijvers als Motley en Campbell, Prescott en Griffis er om strijd de eere van Hollands historie hoog houden, en dat niet enkel in New- York, maar zelfs in Philadelphia en Chicago een „Holland Society", gelijk ons later blijken zal, de Hollandsche herinneringen poogt levendig te houden.

Dit element of ^^Diitch extraction'", gelijk men het in Amerika noemt, is, met name in de Ooster-Staten, dan ook nog zoo sterk, dat men in het adresboek van een stad als Philadelphia, om nu van New-York niet te spreken, op zes achtereenvolgende bladzijden, achter elkander een breede reeks van honderden namen vindt elk met Van beginnend ; dat enkele spoorwegstations nu nog geheel Hollandsche namen dragen ; en dat tot hoog in Albany, zelfs kerkelijk, het oude Hollandsche leven nog wordt voortgezet.

Maar wat werd voor dit Dutch-element" op Ame- rika's Oostkust nog in ons eigen vaderland gevoeld.-' Hoevelen waren er zelfs onder de hedendaagsche his- torici, die immer of ooit met deze krachtige nawerking van onze aloude kolonisatie rekenden ?

Ginds is men zoo tuk op zijn „Hollandsch karakter", dat de Burgemeester van New-York nog in October j.1., toen hij giftig werd aangevallen , als eenig bescheid ten antwoord gaf: „Teil my opponent that I am of an old

58 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Dutch character", en heel de pers dit kloeke antwoord nog verstond en toejuichte. Maar wij van onzen kant hadden ons in zoo volslagen onverschilligheid terugge- trokken , dat zelfs bij de oprichting van het „Algemeen Nederlandsch Verbond" niet eens een afzonderlijke groep voor Amerika was opengehouden. Wel wist men, dat er nog zoo iets van een Hollandschen kring in New- York bestond, maar men schreef een brief, die door gebrekkig adres niet eens terecht kwam , en had althans geen flauw besef van de beteekenis , die het HoUandsche element, zelfs in toenemende mate, nog steeds in Amerika's Ooster-Staten bezit.

Maar onze nationale onverschilligheid ging nog veel verder.

Van onze oude kolonisten uit de 17e eeuw, zoo in Zuid-Afrika als in Amerika, kon men dan tenminste nog zeggen , dat ze door lengte van tijd waren wegge- storven uit onze volksherinnering. De familieband werd niet meer gevoeld. De bemoeiing der geesten ginds en hier was een geheel uiteenloopende geworden. Er sprak in onze betrekking op die aloude koloniën hoogstens nog een historische curiositeit, maar niets voor het heden, niets actueels.

Doch wat dan te zeggen van de bijna nog grooter onverschilligheid , waarmee ons volk zijn kolonisten uit veel jonger tijdperk, van deze zelfde eeuw, ja, van de laatste vijftig jaren heeft vergeten.'

Een vergeten, verschoonlijk nog, waar enkelen op eigen gelegenheid of avontuur uitgaande, ginds in de massa verloren gingen, maar onvergeeflijk, en niet te verschoonen, waar het kolonisaties van zeer grooten

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 59

omvang gold, met een eigen historie, en die tot het stichten van zoo belangrijke Hollandsche kringen, zoo in Michigan als in lowa, zoo in Illinois als in Ohio , zoo in Wisconsin als Minnesota, zoo in Kansas als in Dakota en Nebraska , en zelfs tot in New-Jersey hebben geleid.

Het is zoo , in de Gereformeerde kringen leefde zekere matige belangstelling in die nieuwe stichtingen nog altoos voort, wijl daar kerkelijke banden trekken bleven. Maar wat weet ons volk in zijn geheel , wat weet ons groot en breed publiek , van de beteekenis waartoe onze Hol- landsche koloniën in die verre streken allengs gekomen zijn !

Enkel in Grand-Rapids ver over de twintig kerken , waar zelfs nu nog Zondag aan Zondag in de Neder- landsche taal gesproken wordt ! Een kleine dertig duizend Hollanders in die ééne stad bijeenvergaderd ! En vlak bij Grand-Rapids de bijna geheel Nederlandsche stad „Holland" genaamd, met tal van evenzoo schier uit- sluitend Hollandsche dorpen in den naasten omtrek , meest genoemd naar onze Oud-Hollandsche provinciën, en als Utrecht, Zeeland, Overijsel enz. in heel Michigan, en ver daarbuiten bekend.

Juiste en volledige cijfers te geven is, waar het de afkomst van genaturaliseerde Hollanders en hun nako- melingen betreft, altoos moeilijk, maar toch mag het in onze pers wel eens herinnerd worden , dat de census van 1890 een aantal aanwees van 81.828 personen, die nog in Holland geboren, als landverhuizers naar Ame- rika togen.

En al ontbreekt een naar nationaliteiten ingedeelde opgave van de nakomelingen dezer landverhuizers , toch

6o ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

is ook hier een gedeeltelijke berekening zeer wel mogelijk.

Tabel 15 namelijk van de Volkstellingvan 1890 geeft op , dat in Amerika 20.676.046 personen leven, geboren uit ouders, die of beiden, of één van beiden buiten Amerika geboren waren. Houdt men nu in het oog, dat Tabel 6 de elders geboren bevolking opgeeft op 9.249.547, dan mag grosso modo gezegd, dat bij elk buiten Amerika geboren landverhuizer nog /ïc^^^/^r^^;/^;/ komen, die van hen afstamden, hetzij alleen door vader of moeder, hetzij door beide ouders.

Daar nu onze Hollandsche kolonisten zelfs in Amerika bekend zijn door hun groote gezinnen , rekent men zeker niet te hoog, zoo men deze cijfers ook in het bijzonder op hen toepast. En gaat deze regel door, dan vindt men, dat er in de eerste plaats zijn de ruim 80.000, die nog in Nederland geboren zijn, en dat hierbij komen een minstens 160.000, die wel in Amerika ge- boren zijn, maar die van vaders of van moeders zijde, of van beide zijden , Hollandsch bloed in de aderen hebben.

Er is hier dus sprake van een bevolking van eeit kivart niillioen , geheel ongerekend de, let wel, afstam- melingen der aloude kolonisten. En toch, ook deze 250.000 afstammelingen van onze Nederlandsche natie, zijn hier te lande zoo jammerlijk vergeten, dat bijna niemand meer aan ze denkt.

Niet minder dan veertien Hollandsche bladen en tijd- schriften zien in Amerika het licht ; maar terwijl we ons bladen uit alle hemelstreken laten toezenden, is ons geen sociëteit of leeskring bekend, waar men op de persorganen van deze afstammelingen in Amerika gea- bonneerd is.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 6l

II.

Hoe beschamend steekt tegenover die koelheid van het oude stamvolk de trouwe gehechtheid af van het oude en het jongere geslacht onzer kolonisten. Een trouw, die zich bij de jongere groep sinds twee, en bij de oudere reeds sinds acht generatiën nog nimmer heeft verloochend.

Vooral de kolonistenfamiliën van ouderen datum weten uitnemend wel , dat ze met de Nederlandsche souverei- niteit niets meer uitstaande hebben. Ze leven als Ame- rikanen , en weten zich Amerikanen , zoo goed als de trouwste zonen van New-England. Maar hun Hollandsche afkomst houden ze bij landzaat en vreemdeling in eere. Ze erkennen niet alleen, dat ze buiten het Anglosaxisch ras staan , maar stellen er hun roem in , dat ze er niet toe behooren, en voelen zich boven de Anglosaksen als de meerderen, omdat hun in straks negen generatiën het oud-Nederlandsche bloed op Amerika's bodem door de aderen heeft gevloeid.

En die roem van hun Oud-Nederlandsche afkomst is hun in het minst niet enkel een genealogische parti- culariteit, maar een vasthouden aan een hoofd-element van Amerika's nationaal bestaan. Ze betwisten aan het Anglosaxisch ras de eere van den grondslag voor de Unie te hebben gelegd. Ze houden staande, dat in weer- wil van later ingekomen Engelsche invloeden , het eigen- lijke nationale gestel der Unie aan de nationale constitutie der Bataven is ontleend. Van Engelsche herkomst moge de inslag van het nationale weefsel zijn, de schering, zoo houden ze staande, is echt-Nederlandsch opgezet.

62 ONZE STAMGENOOTEN IN A]\IERIKA.

Engeland had een Monarchaal bewind, oud-Holland een Republikeinschen regeeringsvorm ; en ook hun Unie koos voor de Republiek. Ons oude land heette de United Provinces ; en niet aan Engeland, maar aan die United Provinces is de naam van de United States ontleend. Het rood-wit-blauw van Hollands vlag heeft , zoo houden ze vol, de tinten afgeleverd voor hun Stars en Stripes. Niet als in Engeland verkozen ook zij een Lager- en Hoogerhuis , maar ze hebben wat Holland bezit , twee Kamers, de eene rechtstreeks door het volk, de andere uit de enkele Staten of Provinciën gekozen. Gelijk in Holland , zelfs in het Stadhouderlijk paleis , het leven een vrij, een eenvoudig, een burgerlijk cachet droeg, zoo ook hebben zij te Washington niet den hoogen toon van Windsor, maar den eenvoud van 's Gravenhage nagebootst. En bovenal, waar in Holland van oudsher de gemeentelijke autonomie de steun van het Staats- gebouw was, terwijl in Engeland, zelfs nu nog, in tal van steden een gemeenteraad ontbreekt, hebben de Ver- eenigde Staten van meetaf deze communale gedachte hoog gehouden , en ook op dit gewichtig punt zich niet Engeland, maar Nederland tot model gekozen.

Ze stemmen toe, dat veel hiervan vergeten was; ze erkennen dat in het begin dezer eeuw de intellectueele hoogheid niet bij de Nederlandsche kolonisten, maar bij de mannen van New-England gevonden werd, en dat het diensvolgens mannen van Engelsche herkomst waren , die een historische traditie hebben ingevoerd , waarin het, tegen de feiten in, werd voorgesteld, als ware al wat Amerika groot maakt, aan Engeland ont- leend.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 63

Maar juist deswege treden ze thans met te meer kracht en met te klaarder bewustzijn tegen die vervalsching der historie op. Ze zien in, dat in de ló^^e eeuw de stoot voor het nieuwe, vrije leven der volkeren, niet van Engeland , maar van Holland is uitgegaan , en wat in de geschriften van Motley, Campbell, Prescott en Griffis uitdrukking vond, is niet anders dan de warme over- tuiging dier kringen van onze oud-Hollandsche kolonisten, dat uit Oud-Neerlands lage landen de zon der vrijheid ook over Amerika is opgegaan.

Het is zoo , ze hebben de taal hunner vaderen moeten opgeven , en al kan men op hun meetings het Engelsch hooren uitkleeden als een taal, die in nobelheid van bouw verre bij het Hollandsch achterstaat, toch hebben ze uitnemend begrepen , dat het vasthouden aan een taal , die slechts door een kleine minderheid \YQYdgesprókQ.n, hun invloed op het nationale leven zou gebroken hebben.

Maar de taal uitgezonderd, mag veilig gezegd, dat ze warm voor oud-Hollands traditiën voelen en bezielder voor oud-Hollands glorie pleiten , dan onze eigen koop- mansstand en burgerij het doet. Zelfs het grootsche plan, om in New- York een reusachtig standbeeld voor Willem den Zwijger op te richten, gaat eerlang zijn verwezenlijking tegemoet.

Bij een bezoek aan Europa ook Neêrland te bereizen , is voor deze afstammelingen onzer oude kolonisten een soort pelgrimstocht. En de Puriteinen, hoewel niet van HoUandsche herkomst, deelen in die sympathie der historie. Vooral Delfshaven, waar de Mayflozver afvoer, om de pilgrimfathers naar de nieuwe wereld over te

04 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

brengen , is hun een soort van door schoone traditie geheiligd Mekka.

Overal waar het kan , richten deze afstammelingen van oude kolonisten dan ook, gelijk we reeds aan- gaven, Holland Societies op. In New-York vindt men er twee, of zelfs drie. De bekende Holland-society. Dan de St.-Nicolaas-Society. En naast deze beide nog een Society, die jaarlijks een Koningin benoemt, en haar feestelijk inhaalt. En nu is het volkomen waar, dat deze Societies banketten en festijnen houden , en op zeer hoogen voet huishouden. Ontkend kan zelfs niet, dat aan het lidmaatschap dezer Societies zekere historische voornaamheid kleeft. Maar wie de toasten las , die op deze banketten uitgebracht en in druk verschenen zijn , zal moeten toegeven, dat ze van diepe historische op- vatting, van breede zaakkennis, en van een hoog „racial" bewustzijn getuigen. Schier allen loopen ze uit in het refrein , wat Judge August van Wijck aldus onder woorden bracht : If there is a siirvival of the fittest, we descendants of Dutch extraction , interpose the claim , that onr Dutch element will be permanent and enduring. D. i. Gaat de regel door, dat het rijkst begiftigde ras het in de toekomst winnen moet, dan mogen we niet aflaten van het hoog beweren , dat voor den Hollandschen Stam een nooit eindigende toekomst openstaat.

Elke gelegenheid grepen ze dan ook aan , om oud- Holland van hun warme sympathie te verzekeren. Ze minnen Oranje, niet als het Huis hunner souvereinen , maar als de Dynastie waarin de roem van hun voor- geslacht belichaamd is, en doen bij elke gelegenheid,

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 65

waarbij dit pas geeft , van hun liefde voor ons Konings- huis blijken. Toen onze Marine in de haven van New- York aan de internationale vlootrevue deelnam , hebben ze zich beijverd, onze officieren en manschappen op het hoffelijkst te ontvangen, en hun geschenken meegegeven. Voor het Algemeen Nederlandsch Verbond waren ze niet alleen spoedig gewonnen, maar ten offerande er voor aanstonds gereed. Een Nederlander van positie die Amerika bezoekt, kan bij hen rekenen op de meest heusche ontvangst. En als er iets is wat ze hun kinderen diep inprenten, dan is het wel, nooit de oud-Hollandsche traditiën te verzaken.

En zooals het in New- York is , zoo is het met de Holland Society te Chicago, en niet anders met die te Philadelphia.

Altoos dezelfde prijsstelling op de oud-Hollandsche afkomst, hetzelfde in eere houden onzer aloude traditiën, het geven van een nooit zwijgende echo op den heiligen vrijheidskreet , die in onze worsteling met Spanje uit het hart onzer vaderen is opgegaan.

III.

Leven aldus de Hollandsche herinneringen en over- leveringen onder de afstammelingen der achtste kolo- ;/zj-/^;/-generatie , zelfs bij hen voort, die van vaders zijde een Engelschen naam dragen ; en streelt het reeds uw nationaal gevoel, als ge hoort en merkt, hoe „«;/ old Diitch Character ,''^ nu nog in de Oostersche staten als eeretitel geldt; veel sterker nog trekken de banden bij de jongere generatiën onzer landverhuizers , die sinds de

5

66 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

,, veertiger jaren" van deze eeuw naar het Westen of ook naar New-Jersey togen.

Toch wane niemand, dat dit van zelf spreekt, en ternauwernood de moeite der opmerking loont.

Integendeel, het zou niet goed, maar iochv erge ejlijk zijn geweest, indien wrevel tegen onze Regeering, en weerzin tegen het moederland, bij deze landverhuizers en hun nakroost had post gevat.

Vergeet de dragonnades " niet, die onder koning Willem den Eerste, vooral in de noordelijke provinciën en in West-Brabant , op wat men toen afgescheidenen noemde, zijn losgezonden , en weet dat de koloniën in Michigan en lowa in hoofdzaak door de slachtoffers van deze smadelijke regeeringshandelingen gesticht zijn.

Onze eerste landverhuizers, die in 1843 onder Van Raalte's heroïke leiding derwaarts togen , waren geen landverhuizers in eigenlijken zin , maar ballingen , bal- lingen om der religie wil; vrome, trouwe, stoere mannen en vrouwen , maar die het vaderland feitelijk uitwierp door om der religie wil hun het leven hier ondragelijk te maken.

Dat de toenmalige vervolging met onze beste traditiën brak, en op het historieblad een onuitwischbare vlek voor land en volk blijft, is thans de gemeene overtuiging van alle partijen.

Maar dit neemt het feit niet weg, dat toentertijd de Regeering van het land er last en bevel toe gaf; dat liberalen en conservatieven dit kwellen van „de fijnen" loofden ; dat schier heel de pers deze vervolging toe- juichte en bepleitte; dat de machthebbers in de Ned. Herv. Kerk er toe aanzetten ; en dat zelfs een man als Thorbecke ze goedsprak.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 6/

Het was met moeite, dat deze vervolgden om der religie wille in het eens om der religie wille vrij gevochten Nederland^ een advocaat vonden, die voor hen pleiten wilde aan de balie. In hooger kringen trok men met den glimlach der zelfvoldoening den fijnen neus voor deze dwepers op. De burgerkring vermaakte zich met deze klopjacht op weerlooze vromen. Onze societeits- en slijterij-bezoekers haalden hun hart op aan het lezen van zoo stuitende extravagantiën. De rechters veroor- deelden driest en dapper. En de gejaagde en verjaagde belijders van wat eens de vaderen in hun worstelstrijd beleden, gingen in de gevangenis, zagen hun bijeen- komsten met de sabel uiteenjagen, werden gekweld en getergd door inkwartiering van vloekende, plagende snorbaarden , en , arm als ze meest waren, uitgeput door hooge geldboeten.

Is het dan te sterk gesproken , dat het niet onver- klaarbaar voor het menschelijk hart zou geweest zijn, zoo die ballingen iets dat naar haat zweemde in hun hart over de zee hadden meegedragen .■*

Denk aan de Ieren.

Gelijk onze fijnen hier te lande door het toongevend Nederland, zoo zijn de Ieren in het groene eiland door de Britsche overheid verdrukt en gekweld. En ook de Ieren trokken als ballingen naar datzelfde Amerika.

Maar zie nu eens de verschillende geaardheid van de antipathieke en sympathieke neiging, die zich bij die lersche landverhuizers tegenover Engeland, en bij die Hollandsche ballingen tegenover Oranje en Nederland ontwikkeld heeft.

Bij de Ieren onverwinlijke afkeer tegen de Britsche

68 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

regeering, wrevel tegen Engeland's macht, een geest van complotteeren tegen den naam van het vervolgend Groot-Brittanje. Nu nog ging er van alle» kant in Amerika een lersch protest uit tegen de enkele gedachte van een Anglosaksische „alliance", die Amerika met Engeland verbroederen zou.

Bij de ballingen uit Holland daarentegen spreekt niet dan verzoenende zin. Het is al geleden en vergeven. En al kunnen ze den hoon en het onrecht hun en hunnen vaderen aangedaan niet vergeten , ze hebben als goede , trouwe Calvinisten dezen beker des lijdens uit Gods hand aangenomen ; en nu God hen in Amerika zoo overrijk gezegend heeft, is hunner het woord van Jozef tot zijne broederen : Gij hebt dit wel ten kwade tegen mij ge- dacht , maar God heeft het ten goede beschikt." En zonder zweem van wrok of wrevel denken ze aan het oude Holland terug.

Bij niemand hunner komt ook maar de gedachte op, om door antipathie aan Oranje te vergelden , wat Willem, onze eerste koning, tegen hen misdreven heeft. Integen- deel , al gingen ze onder Oranje's souvereiniteit uit , ze blijven Oranje om zijn schoone historische traditie, als het Huis hunner helden , liefhebben , en ook in de Troons- bestijging van Koningin Wilhelmina hebben ze gedeeld met een warme sympathie, met een loutere geestdrift, met een hooge ingenomenheid, die noch in graad van intensiteit, noch in bezielend karakter, voor onze beste tafereelen op den Dam onderdeed.

Op niet ééne meeting kon schrijver dezes getuigen van Nederland's nationale vreugde onder het bewind van zijn geheel eenige Koningin , of uit alle hoeken

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 69

der zaal barstte een daverend applaudissement los, en op meer dan één plaats teekende zich onder de hoorders en hoorderessen het spijtgevoel, dat ze niet ook zelven Wilhelmina als /iU7i Koningin begroeten konden.

Ze hebben dan ook door een reeks van telegrammen deze hun verknochtheid kenbaar gemaakt. Lees slechts dit ééne telegram uit Chicago opgezonden , en oordeel over de warmte van toon.

'^ To her Majesty Wilhelmina/

QUEEN OF THE NeTHERLANDS, PrINCESS OF OrANGE

AND Nassau. GEEETING

We beg your Majesty to accept our good wishes and most hearty congratulations upon your accession to the Throne and desire to convey to your Majesty our united and hearty congratulations upon your coronation as Queen of the Netherlands.

We pray that Almighty God will in His goodness direct and prosper you in all things, that good health may attend you through life, and that your reign may be a long, peaceful and happy one , in which new glories may be added to the land of our forefathers.

As loving respect for woman is a cardinal virtue of our race, it would afford us peculiar pleasure to be present upon the auspicious occasion of your accession , that we might thus give proof of our sincerity and our loyalty, but as this great privilege is by circumstances denied us, we beg your Majesty to accept this expression of our good will and devotion.

We shall ever hold in affectionate remembrance the land of our ancestors, whose people in their struggle for national life and liberty , have given such evidences of energy, self-

/o ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

sacrifice, and indoraitable courage, and whose scholars, in ventors, poets and painters have added such lustre to the pages of the world's history.

Lang leeve de Kojtingin bemind by haai' volk.'"

Is het dan niet een hartverheffend schouwspel bij zoo machtige groep van kolonisten, eens ballingen om der religie wil , zulke gevoelens en gezindheden niet te zien sluimeren , maar luide te hooren spreken ?

En als men dan daarbij zich herinnert , wat ons eerste artikel uiteenzette, hoe Nederland deze trouwe mannen en vrouwen schandelijk vergat, ze uit het oog verloor, en zich nauwlijks meer van hun aanzijn en bestaan be- wust was, pleit het dan niet voor de eere van den Cal- vinistischen geest, die deze ballingen bezielde, dat ze, in weerwil van vroeger geleden leed , en daarop gevolgde verwaarloozing, nochtans kwaad met goed vergolden, en dat hun liefde voor het oude Moederland op de hardste proef nooit bezweek?

En waarlijk, die liefde uit zich op allerlei manier.

Komt iemand van over zee uit het oude Moederland tot hen , dan viert heel de kolonie feest , dan is het hun een dag der dagen , dan putten ze zich uit in vriende- lijkheid, in gastvrijheid, in eerbetoon, en zouden ze palmen voor u op den weg strooien.

Keer op keer riepen ze mannen uit het oude Holland tot zich, om hun voorgangers en leidslieden te zijn.

Nederlandsche, mits Calvinistische, bladen, laten ze uit Holland tot zich overkomen, en ze lezen ze met graagte. Onze Nederlandsche boekenmarkt vindt nog steeds onder onze kolonisten een gewaardeerden afzet.

Elke post, die New- York verlaat, brengt bundels

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 71

brieven naar de familiën in Holland over. Wie er boven op kwam , en het betalen kon , moet eenmaal althans oudHolland bezocht hebben. Voor nieuwe landverhuizers uit Holland bereiden ze plaats. Gastvrij staat hun huis voor hen open , en ze helpen ze voort. Geldbezending na geldbezending gaat per post meê, om familie-leden in oud Holland te ondersteunen.

Om er dit nog bij te voegen.

Ze hebben , gelijk plicht was , houw en trouw gezworen aan de Amerikaansche vlag; maar als het pas geeft wordt bij festijnen en op gedenkdagen nog altoos de Hollandsche driekleur naast de vlag met de starren ontplooid.

En indien in den jongsten oorlog tal van jonge mannen uit deze kolonisten meê uittogen, en met name in onze koloniën de geestdrift ten top steeg, dan was het niet het minst, omdat het een oorlog gold met datzelfde Spanje, waarmee oud-Holland in de dagen zijner glorie had afgerekend.

IV.

Onze stamgenooten in Amerika van de jongste gene- ratie zijn van Calvinistische herkomst. De Calvinistische prediker Albertus C. van Raalte bewoog hen tot den overtocht, is zelf aan hun hoofd over zee getogen, en is van 17 November 1846, toen ze New-York's haven binnenzeilden , tot aan zijn sterven op 7 November 1876, tegelijk het geestelijk hoofd onzer ballingen en de ziel der nieuw gevestigde kolonie geweest.

Calvinisten in naam, hebben ze zich niet minder echt

72 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Nederlandsche Calvinisten door hun heldenmoed be- toond.

Het was een groep van eenige honderden mannen, met vrouw en kroost, arm naar de wereld, meest hand- werkslieden , een enkele hulponderwijzer en kantoorklerk er onder, die na twee en veertig dagen reis in afge- huurde kleine zeilschepen in de Hudson-baai aankwamen. Vandaar zijn ze, op nog kleiner zeilschepen overgegaan, de Hudson opgevaren , door het kanaal in de groote meren gekomen, en, al de meren over, na nogmaals veertig dagen te Detroit aangekomen. En van Detroit uit ging het toen het nog ganschelijk onherbergzame Michigan in.

De plek gronds, hun afgestaan, was nog geheel niet oer-bosch of primitieve forest overdekt. En in dat wilde oord, alleen door enkele Indianen bewoond, kwamen de kloekste mannen der emigratie op 9 Februari 1847 aan, in het hardst van den barren winter, die in Amerika in het gemeen , maar vooral op het schiereiland tusschen de meren, nog zoo heel anders woeden kan, dan in Nederland. En daar stonden ze zonder dak of huis, op meegebrachte proviand moetende teren, bevende voor wat ze ondernomen hadden.

Toen was hun eerste daad, dat ze samen op den hardgevroren boschgrond nederknielden, en dat Van Raalte, in dezen tempel van ongekorven hout, allen voorging in smeeking, om de hulpe van God Almachtig in te roepen. En na het gebed, hief wie een bijl had de bijl op, en de aanval op het woud begon.

Doch toen eerst beeon de ellende.

ONZE STAMGENOOTEN IN A:\IERIKA. 73

Wat was het kaphout, waarin enkelen hunner, nog in Nederland zijnde, de bijl hadden geslagen, vergeleken bij de reuzenstammen, die zich in dit oerwoud ver- drongen , hoog met hun takken dooreengeward ? Zoo moesten de Indianen te hulp geroepen , om hun het kappen van zulk een bosch te leeren, en nog duurde het weken, eer één enkele bunder land vrij kwam.

Toen nieuwe teleurstelling.

In plaats van effen bodem lieten de uitgebrande tronken een terrein met diepe kuilen achter, in die kuilen verzamelde zich het vloeiwater, en deze moeras- sen begonnen giftige dampen uit te ademen, zoodra de lentezon zoelte bracht.

Dit kwaad nam hand over hand toe, toen de ther- mometer, heel anders dan bij ons, ver over de 100° Fahrenheit steeg. En daarmede brak onder de hard- beproefde kolonisten een complex van booze epidemieën uit, waarin ze, zonder geneeskundige hulp, tegelijk te worstelen hadden met malaria, typhus, roodvonk en pokken.

Een menschelijke ellende, die om het penseel van een Israëls, om een pen als van Dickens in zijn tafereel van „Eden'' riep. Huizen waren er nog niet. Een zak huismiddeltjes was al hun apotheek. Zelven moesten ze dokteren. En zóó hoog steeg de nood, dat een boom- veller, 's avonds laat een tent voorbijkomend, twee kinderlijkjes op een bed van stroo zag liggen, met de stervende moeder er naast, die in haar doodworsteling van de harde brits gerold, half naakt op den harden grond lag. Hij dekte de moeder toe, liep om hulp, maar vond, teruggekomen, alle leven uitgebluscht, en

74 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

niets dan één schouwtooneel van jammer en van dood. Zoo stierven gansche familiën in enkele dagen uit, en eer de epidemieën wijken wilden, stierf de helft der emigranten weg.

Toch hield Van Raalte den moed week aan week hoog, tot ook hij ten laatste overmand werd, en op Zondagavond van een tronk het volk toesprekende, en voor het volk tot God smeekende, eindelijk niet meer kon, en neerzeeg onder den roerenden uitroep: o, God, wilt Gij' dan dat zve allen tvegsterven !

Maar zijn geloofsveerkracht herwon spoedig haar volle spanning; en het is Van Raalte, en het zijn de stoerste Calvinisten onder de emigranten geweest, die in het eind toch, zelfs over zulk een nood en dood, wisten te triomfeeren.

De poelen en moerassen werden afgeleid , watertochten werden aangelegd, de huisbouw in Zaanschen trant, uit enkel hout, begon. Het land werd in cultuur genomen. Een begin van stedekens en van dorpen werd zichtbaar. Nieuwe emigranten kwamen de eerst uitgetogenen ver- sterken. De eerste kerk van het stedeke Holland verrees. En zoo volgde op de eerste „Drang- und Sturmperiode", een tijdperk van snelle, voorspoedige ontwikkeling.

Juist door de harde werkelijkheid en den nameloozen tegenspoed, waarmee ze eerst te worstelen hadden ge- had, waren deze echte zonen van het aloude geuzen- geslacht gestaald.

En toen, is het niet opmerkelijk .'' reeds in 1850, dus pas drie jaren na hun aankomst , riep Van Raalte reeds om een school voor Hooger Onderivijs. Zijn kolonie moest intellectueel gesterkt worden, of ze zou tegen

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 75

den levensstrijd niet bestand zijn. En of al op de Synode van Albany de Amerikanen hem tegenvoerden : „Uw plan komt te vroeg. Zoek eerst sociaal vooruit te komen, en denk dan aan een Hoogeschool ", Van Raalte hield als echt Calvinist den eisch van hoogere ontwikkeling staande, en antwoordde: „Het zou voor God niet te verantwoorden zijn , zoo we alleen op land en geld zagen , en de ontwikkeling van het volk in den steek lieten. Neglect here zvere a crime. Stilzitten zou misdadig zijn.

In November 1 846 landden ze te New-York, en reeds in October 185 1, kon Prof. Taylor, van Genève N. Y., de Academy te Holland, het latere Hope-College , openen.

Meer dan de tal van dorpen, die ze straks met de namen onzer provinciën, Zeeland, Drenthe, Overijsel enz., stichtten, teekent zulk een daad den geest onzer mannen.

Hun leven zonk niet in , maar verhief zich kloek en met eere. En toen in 1871, op denzelfden dag van Chicago's grooten brand, een vreeslijk boschvuur ook op hun prachtig uitgebouwde stad viel, en heel die stad in de asch legde , zoodat alles weer weg scheen te zijn, was het nogmaals Van Raalte die de klagenden en beroofden , die nogmaals in tenten toevlucht moesten nemen, saamriep, en zijn toespraak besloot met den uitroep: „Met onze Hollandsche taaiheid en Ameri- kaansche vlugheid, ons stedeke Holland herbouwd!"

Veilig mag dan ook gezegd , dat onze Stamgenooten over zee, niet alleen „Dutch" in hun grondkarakter gebleven zijn, maar „improved Dutch" door de ont- plooiing van zoo zeldzame energie geworden zijn.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Uit deze koloniën van landbouwers en werklieden is een frisch, kloek geslacht opgegroeid, dat nu reeds zóóver voortschreed , dat er van hun afstammelingen in de Raadszalen van het land zitten , met eere voor de balie pleiten , van den kansel het volk bezielen , en als artsen , architecten en ingenieurs met eere genoemd worden.

Er heerscht onder hen een kloek Calvinisme met een gezelligen toon en open oog voor alle levensbelangen, met zoo niets van de Doopersche stijfheid.

Hun naam is dan ook heel Amerika door, bij wie van andere herkomst zijn, kostelijk.

Ieder weet dat een Hollandsch kolonist vermoed mag worden een vroom man, zedelijk van leven , arbeidzaam en eerlijk in zijn gedragingen te zijn.

En sociaal zijn ze in betrekkelijk korten tijd zoo on- gelooflijk vooruitgekomen, dat terwijl een ieder er bijna broodarm aankwam, ze thans bijna zonder uitzondering op eigen erf zitten en geen zorgen voor de nooddruft des levens meer kennen.

Toen dan ook op 25 Augustus 1897 de kolonisten van Michigan het gouden feest van hun aankomst vier- den , er is gedankt en gejubeld.

Haast stond men verbaasd dat in nog geen halve eeuw uit niets zulk een staat van zaken geboren was. En waar kort te voren uit Transvaal de blijde roep kwam, van wat oud-Calvinistische moed in de worsteling met het machtige Engeland had bestaan, mocht er in geroemd , dat een tweede , niet minder schitterend bewijs van de deugdelijkheid van het Calvinisme op het schier- eiland tusschen de Amerikaansche meren was geleverd.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. //

Alleen met dit verschil, dat wij in Nederland voor Transvaal het lied der eere hebben gezongen, maar aan de veel talrijker groep in Amerika nauwelijks het bewijs gaven, dat we wisten van hun bestaan.

V.

De kolonisten der oudere en der jongere generatie nemen sociaal in Amerika een geheel verschillende positie in.

De afstammelingen der mannen van 1650 wonen meest in het Oosten , behooren tot de aanzienlijksten des lands, zijn meestal mannen van groot fortuin, be- hooren niet meer dan bij uitzondering tot de Dutch Reformed Church , en hielden op de Nederlandsche taal te spreken, en te verstaan.

De mannen van 1847 daarentegen treft men voor het meerendeel in het Westen aan ; ze zijn veelal land- bouwers en werklieden; zijn, zonder gebrek aan eenig ding te hebben , toch op verre na geen millionairs , be- hooren tot kerken van Nederlandsche herkomst , en zijn, op enkele uitzonderingen na, nog thuis op Neder- landsch taalgebied.

Toch hebben de oude kolonisten zich niet vreemd gehouden tegenover hen die later overkwamen. De kolo- nisten van 1847 zijn te New-York gastvrij en hartelijk door hen ontvangen. De oude kolonisten hebben hen in hun nood voortgeholpen. Ze steunden geldelijk op breede schaal hun kerkelijk leven. En toen in 1897 het vijftigjarig jubileum der nieuwe kolonisatie werd gevierd, is de heer Warner van Norden uit New-York naar het

78 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Westen getogen , om de oude kolonisten op het festijn der jongere generatie te vertegenwoordigen.

Ook op den bekenden Nederlandschen dag" bij ge- legenheid van de World fair te Chicago, toen er zeven- duizend Dutchmen, onder het wapperen onzer driekleur, ons volkslied aanhieven , waren de oude kolonisten , onder de uitnemende leiding van onzen consul Birkhofif te Chicago, in goeden getale opgekomen. Men zag toen wat een goed consul ook tot sterking van het nationale element vermag; iets wat evenzoo van den heer Steketee te Grand Rapids mag geroemd , maar elders, met name in de Ooster Staten, maar al te zeer wordt gemist.

Maar al ontbreekt zekere aanraking, soms zelfs zekere verbroedering niet, de ineensmelting van beide elementen toeft nog.

De sociale afstand is te groot.

In plaatsen als Cleveland , Ohio , waar een zoo beleid- vol man als de heer Ds. Van den Heuvel den toon aangeeft, moge er een dooreenstrengeling zijn, toch blijft het verschil tusschen oude en nieuwe kolonisten dusver scherp geteekend.

Dit is vooral daaraan toe te schrijven, dat onder de jongere kolonisten de leiding van het nationale element zoo goed als uitsluitend bij de kerk is. Zelfs de „Colleges" en „Academies", die het hoogere intellectueele leven leiden , dragen er een kerkelijk stempel.

Al is het toch bekend, dat te Grand-Rapids, onder de leiding van den modernen predikant Hugenholtz, zich een kleine groep tegen het voorvaderlijk geloof verklaarde, deze kleine breuke telt ternauwernood meê. De groep van deze moderne kerk is uiterst klein, en

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 79

houdt alleen door den geldelijken steun der Unitarians van Boston het hoofd boven water.

Over het groot geheel genomen daarentegen zijn de jongere kolonisten wat wij ten onzent Calvinisten noemen. Waren ze niet van ons gegaan , ze zouden hier onge- twijfeld behooren tot de antirevolutionaire partij. Van alle in Nederland verschijnende bladen heeft de Hermit er dan ook zeer verre de grootste circulatie, en bijna uitsluitend hetgeen hier te lande van Calvinistische zijde uitkomt, vindt er op de boekenmarkt koopers.

Die Calvinistische geest is er zelfs zoo overheerschend, dat meer dan een, die op losse gelegenheid derwaarts toog, en hier te lande op paden van ongeloof was af- gedoold, in dezen bezielden kring tot het geloof der vaderen terugkeerde. Ja, wat nóg opmerkelijker is, breede kolonies van Duitsche emigranten, die kerkelijk onverzorgd bleven, zijn allengs door de „Dutch Reformed Church" onder haar hoede genomen , en tal van Duitsche predikanten zijn op die wijze voor het Calvinisme ge- wonnen geworden.

Ongetwijfeld heeft de Dtitch Reformed CJiurch ten deze dan ook geen geringe verdienste. Deze kerk is in het Oosten rijk, ja overrijk, en is er nu op uit, om ten Westen in de nieuw-opkomende steden en dorpen haar tenten op te slaan. Tal van goede kerkgebouwen zijn op die wijs voor onze verstrooide en verspreide kolonisten geopend geworden.

Het is dan ook aan de Diitch Reformed Church, dat Van Raalte zich in 1848 met zijn eerste kolonie aan- sloot, en niet diep genoeg kan het betreurd worden, dat later allerlei geschil over de Vrijmetselarij en de

80 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

kerkelijke tucht, tot het oprichten van een tweede kerkengroep, naast en tegenover de Dutch Reformed, aanleiding gaf.

We laten het kerkelijk geding hier uiteraard rusten , en bezien de zaak thans alleen uit een 7iationaal oog- punt; en dan lijdt het geen twijfel, of niets heeft op zoo ernstige wijze als juist deze scheuring de positie van het Nederlandsche element in Amerika verzwakt.

Burgerlijk en staatkundig kan het Nederlandsche ele- ment er zich niet organiseeren. Dit zou als doel verkeerd gekozen , en onder de constitutie ongeoorloofd zijn. Maar juist daarom drijft het nationale element uitsluitend op de kerkelijke organisatie. De predikanten zijn er de herders en leidslieden , en krachtens dit hooge mandaat staan zij bij God en menschen voor de religieuse, mo- reele, intellectueele en aesthetische ontwikkeling van onze afstammelingen verantwoordelijk.

Onder hun hoede staan schier alle vereenigingen van kerkdijken en socialen aard, die dusver werden opgericht.

Naar hen ziet het volk op. Van hun lippen verwacht men het wachtwoord.

En nu spreekt het toch vanzelf, dat waar deze in- vloedrijke mannen in twee slagorden uiteengingen, en zij, zonder elkander vijandig te zijn, toch elkander tamelijk koel voorbijloopen; ja vaak, zoo al geen vlieg, dan toch een zieltje pogen af te vangen ; de eenheid en daarmee de kracht van het nationale element gebro- ken ligt.

Het is dan ook vooral uit dit gezichtspunt, dat we niet ernstig en krachtig genoeg op hereeniging van beide elementen kunnen aandringen; en we zijn over-

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA, 8l

tuigd hierbij de tolk te zijn van ieder deskundige in Nederland, die het gevaar inziet, waardoor tengevolge der bestaande breuke de eere en de toekomst van onzen stam in Amerika bedreigd wordt.

Er sloop zooveel misverstand in, waardoor men over bijzaken struikelde, in stee van den grondslag van het nationale en kerkelijke leven scherp in het oog te vatten. Vooral bij de quaestie der Vrijmetselarij kwam dit uit. Wie , uit Nederland overgekomen , in Amerika ortho- doxe Christenen in de Vrijmetselarij zag opgenomen, begon natuurlijk met zich te ergeren , want hier te lande staat de Vrijmetselarij zeer beslist en principieel tegen het geloof in de Openbaring over.

Maar in Amerika was dit heel anders. Naar Amerika kwam de Vrijmetselarij uit Engeland over, en droeg daardoor een geheel verschillend karakter. Zelfs ontbrak het in Amerika niet aan de illusie, dat de Vrijmetselarij onder symbolieken vorm niets dan Christelijke waarheid voortplantte.

De heer Albert G. Mackay schreef er in de Nezv- York Tribune van 27 Nov. j.1. dit van:

„Yet it cannot be denied that since the advent ofChris- tianity a Christian element has been almost imperceptibly infused into the Masonic system , at least among Christian Masons. This has been a necessity, for it is the tendency of every predominant religion to pervade with its influence all that surrounds it or is about it, whether religieus , poli- tical or social. This arises from a need of the human heart. To the man deeply imbued with the spirit of his religion there is an almost unconscious desire to accommodate and adapt all the business and the amusements of life, the labors and the employments of his everyday existence, to the indwelling faith of his soul.

6

82 ONZE STAMGENOOTEN IN AAIERIKA.

The Christian Mason , therefore , while acknowledging and appreciating the great doctrines taught in Masonry, and also while grateful that these doctrines were preserved in the bosom of his ancient order at a time when they were unknown to the multitudes of the surrounding nations, is still anxious to give to them a Christian character; to invest them in some measure with the peculiarities of his own creed, and to bring the interpretation of their symbolism nearer home to his own religious sentiments.

The feeling is an instructive one, belonging to the noblest aspirations of our human nature; and hence we find Chris- tian Masonic writers indulging in it to almost unwarran- table excess, and by the extent of their sectarian interpre- tations materially afifecting the cosmopolitan character of the institution.

This tendency to Christianisation has in some instances been so universal and has prevailed for so long a period that certain symbols and myths have been in this way so deeply and thoroughly imbued with the Christian element, as to leave those who have not penetrated into the cause of this peculiarity in doubt whether they should attribute to the Symbol an ancient or a modern Christian origin.

Albert G. Mackay." t)

Is het dan zoo onbegrijpelijk, dat vele leden der Diitch Refortned , de Vrijmetselarij onder zoo geheel

i) Het kan niet ontkend worden, dat sinds de komst van het Christen- dom, er schier onmerkbaar een Christelijk element in het Vrijmetselaars- systeem is opgenomen. Dit was onvermijdelijk, want het is de neiging van lederen predomineerenden godsdienst om met zijnen invloed te door- dringen al wat hem omringt op godsdienstig, politiek of sociaal gebied. Deze actie is het gevolg van een behoefte van het menschenhart. In den mensch, die geheel doordrongen is van den geest zijner religie, leeft een schier onbewuste wensch om alle belangen en alle genoegens des levens, den arbeid en het streven van zijn dagelijksch leven , te laten beheerschen door het inwonend geloof zijner ziel.

Daarom , hoewel de Christelijke Vrijmetselaar de groote leerstellingen der

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 83

ander gezichtspunt beziende, niet deelden in de ergernis , die er in de kringen der van hier gekomenen door gewekt werd ?

En al geven we dan ook volkomen toe, dat deze mannen zich vergisten; dat de Christianiseering der Vrijmetselarij een illusie is; en dat de vrucht der Vrij- metselarij zich altoos tegen het Christendom keert ; toch volgt hieruit, dat alleen misverstand tot de conclusie kon leiden , om hun een opzet toe te dichten , dat verre van hen was.

We twijfelen dan ook geen oogenblik, of de nieuwe pogingen , die eerlang te wachten staan , om de breuke te heelen , zullen op heel anderen , meer principieelen , strenger kerkrechtelijken voet worden ondernomeft', en de dag zal niet meer verre zijn , waarop beide elementen, als één door gemeenschappelijke herkomst , ook tot kerkelijke hereeniging besluiten zullen.

Vrijmetselarij in eere houdt, en dankbaar is, dat deze leerstellingen in den boezem van zijn aloude orde bewaard zijn gebleven in een tijd , dat zij niet bekend waren aan de omringende natiën toch wenscht hij aan die leerstellingen een Christelijk karakter te geven en ze te verheffen door de eigenaardigheden van zijn eigen geloof, en door verklaring hunner symbolen nader te brengen aan zijn eigen religieuse gevoelens.

Deze begeerte is te prijzen , want zij behoort tot de edelste aspiraties van het menschenhart; en vandaar dat er schrijvers gevonden worden onder de Christelijke Vrijmetselaars, die hierin te ver gaan en die door hunne sectarische verklaringen materiëele schade aanbrengen aan het cosmo- politisch karakter der instelling.

Deze neiging om de Vrijmetselarij te verchristelijken , is in sommige gevallen zóo algemeen geweest en heeft reeds zóo lang de overhand ge- had, dat zekere symbolen en mythen op deze wijze zoodanig doortrokken zijn van het Christelijk element, dat zij, die niet tot den oorsprong van dezen eigenaardigen toestand zijn doorgedrongen , in twijfel zijn of zij aan het symbool een oud- of een nieuw-christelijken oorsprong moeten toe- kennen.

84 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

De historie onzer jongere kolonisten sinds 1847 was zoo schoon en bezielend, hun moed en veerkracht heeft zoo verrassend uitgeblonken , en ze hebben in hun huislijk en persoonlijk leven de eer van den Neder- landschen naam op zoo kostelijke wijze hoog gehouden, dat het aller bede zijn of worden moet, om hoe eer hoe beter deze ééne zwarte stip van hun kerkelijke verdeeldheid van het blad dier historie af te nemen.

VI.

De vraag , hoe het te verklaren is , dat de kolonisten der jongste generatie voor de overgroote meerderheid Calvinisten zijn, is niet moeilijk te beantwoorden.

Aan de Kaap , in Transvaal , en in Nieuw-Nederland heeft men hetzelfde gezien. De Calvinist is voor land- verhuizing, en bezit juist in zijn scherp omlijnde belijdenis den vereischten waarborg tegen de verbleeking van zijn nationaal karakter. Na verloop van twee en meer eeuwen bleken onze Transvaalsche stamgenooten nog hetzelfde type te bezitten, dat ze eens van hier meenamen.

In den vreemde veel meer dan hier te lande wordt waarde gehecht aan de historische traditiën, en de traditiën onzer schoonste historie zijn nu eenmaal Calvinistisch.

Daarbij komt , dat men van Calvinistische en Liberale zijde het leven voor den Calvinist hier te lande bijna ondragelijk had gemaakt. Thans betert dit. De Calvi- nisten zijn weer aanvallenderwijs opgetreden. Ze hebben zich door studie en organisatie gesterkt. En nu reeds nemen ze weer zulk een plaats in het nationale leven in , dat men met hen rekent.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 85

Maar in de jaren van 1830 tot i8óo was dit niet het geval. De publieke opinie beeldde zich in , dat het Cal- vinisme den doodslaap was ingegaan, en veroorloofde zich daarom , het op elk terrein achteruit te zetten en te verdrukken.

Dit verdroot, en zoolang men in Calvinistische kringen geen uitweg zag, was het natuurlijk, dat men tenslotte hever van land verwisselde, dan aan zulk een voort- durende kwelling, die tenslotte op publieke vervolging uitliep, te zijn blootgesteld.

Toen dan ook de voortrekkers van 1847 allengs hun toestand geconsolideerd hadden en een soort nieuwe maatschappij in Michigan en lowa hadden ingericht, was het begrijpelijk dat het overgebriefde bericht van hier telkens nieuwe groepen Calvinisten derwaarts lokte. En ook verstaat men , hoe de voortrekkers , die zelf trouw aan het Calvinistisch beginsel hadden gezworen , er steeds op uit waren , om geestverwanten tot over- komst te bewegen.

Zoo gaf het Calvinisme van meet af den toon aan. Het vormde in deze koloniën de publieke opinie. Het ijverige kerkelijk leven voedde deze geestesrichting. En de hoogescholen gaven haar stuur.

En mocht al niet zonder grond beweerd, dat er in 1870 en volgende jaren zekere aarzeling merkbaar werd, dan moet even dankbaar erkend , dat de nieuwe Cal- vinistische beweging, die in Nederland opkwam, ook op deze Koloniën heeft ingewerkt, en dat telkens pre- dikanten van hier derwaarts togen , die met moed en bezieling zich op de sterking van het Calvinisme toelegden.

Zij , die af en toe pogingen aanwendden , om aan het

86 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Calvinisme in deze kringen afbreuk te doen, mogen zich dan ook wel tweemaal bedenken, eer ze hierin voort- varen. Het lijdt toch geen twijfel, of de verzwakking van het Calvinistisch beginsel zou zonder onderscheid voor alle deze Koloniën een achteruitgang, en ten slotte een uitsterven van het Nederlandsch type, ten gevolge hebben.

Zoolang een goed georganiseerd kerkelijk leven, met een belijdenis die rechtstreeks met de beste traditiën onzer Historie verband houdt, aan onze kolonisten een eigen terrein biedt, waarop ze het leven van den Neder- landschen stam blijven voortzetten, kan men veilig alle vreeze voor de opsmelting van hun nationaal element van zich zetten.

Reeds nu echter ziet men , hoe die kleine groepjes , die met het geloof der vaderen braken , met de Calvi- nistische ook de Nederlandsche traditie prijsgaven, en, bijna geheel doorvloeiend, zich in Engelsch-Amerikaansche kringen oplosten.

Met het oog hierop is het verblijdend , dat het Ame- rikaansche staats- en burgerleven zelf nog zoo diepe Calvinistische grondtrekken vertoont.

Wie hier te lande goed Calvinist wil zijn, wikkelt zich in rusteloozen strijd, omdat ons Staatsieven thans zoo goed als geheel de beginselen der Fransche Revo- lutie tot grondslag heeft, en in ons publiek maatschap- pelijk leven de irreligieuse toon de bovenhand wist te verwerven.

Maar in Amerika is dit gansch anders. De Staats- instellingen beantwoorden er nog goeddeels aan het Calvinistisch fundament, dat door Puriteinen en Pilgrim-

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 8/

fathers gelegd is. De religie leeft er nog op het publieke terrein. En in het maatschappelijke leven vindt de Calvinist allerwegen een geopende deur.

Zoodra het aan onze kolonisten gelukt, zich intellec- tueel krachtiger te ontwikkelen, zullen ze dan ook zien, dat ze tot in de hoogste betrekkingen van Staat en Unie zich den weg gebaand zullen zien.

Ze hebben daarbij als Hollanders niets tegen zich , maar eer veel voor. >

Een Hollandsche naam geldt er als een aanbeveling; en nog onlangs stonden in den Staat New-York bij de candidatuur voor het Governor-ship de twee Hollandsche namen van Roozevelt en Van Wijck tegenover elkander.

Zelfs zal het niemand verwonderen , als eerlang een man van Hollandsche afkomst President der Vereenigde Staten wordt. Nu reeds is Hobart, die eveneens van Hollandsche herkomst is, Vice-president en Voorzitter van den Senaat.

Een der Hollandsche bladen in Orange-City wees er, in verband hiermede, zelfs op, dat reeds eenmaal een Martin van Buuren als President, met HoUandsch bloed in de aderen, was opgetreden. Zeker een min gelukkige verwijzing, daar ieder weet hoe deze Van Buuren niets dan een creatuur van zijn voorganger was , en optrad in de dagen , toen onze Nederlandsche gezant bijna paspoort had gekregen , omdat zijn vrouw weigerde naast een Ministersvrouw van slechte zedelijke reputatie aan te zitten.

Neen , als ooit een man met HoUandsch bloed in de aderen in het Witte Huis binnengaat, dan zij het een man van hooge eere, gelijk dit nu de Vice-president

88 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Hobart is, en een man die met de Lincoln's, Clevelands en Mc. Kinley's op ee'n lijn mag staan.

Men wil in Amerika geen president, of hij moet een beslist geloovig man zijn.

En niet door het Calvinisme af te zweren, maar juist door het hoog in eere te houden , zullen de staatslieden onder onze jongere kolonisten den weg der eere, der verhoogde eere voor zich ontsloten zien.

In verband hiermee was het noodzakelijk, dat ook onder onze Amerikaansche kolonisten het „Wien Neêr- landsch bloed" uit de dagen onzer kleurloosheid, weer door het pittige „Wilhelmus van Nassauen" in zijn oude toonzetting vervangen werd.

Het heeft schrijver dezes dan ook weinig moeite ge- kost, dat oude volkslied onzer nationale glorie weer in eere te herstellen. Bijna op alle meetings die hij hield, is het gezongen, en te Chicago was het zelfs in duizen- den afdrukken , met muziek , rondgedeeld.

De beteekenis hiervan zullen de minnaars der Folklore verstaan.

Tollens' zang met zijn „Van vreemde smetten vrij " klonk al te zonderling onder Kolonisten , onder wie gemengde huwelijken algemeen zijn; en „die plek waar onze wieg eens stond en eens ons graf zal staan," ging toch op den duur niet voor onze stamgenooten , die voor het meerendeel in Amerika geboren zijn, en voor wie nergens anders dan in Amerika het graf zal worden gedolven.

Dit behoefde nauwelijks gezegd te worden, of heel de meeting waarin men sprak gevoelde het. En mag nu, in stee van dat onbruikbaar geworden lied, het

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 89

„Wilhelmus " weer vat op de harten krijgen , dan zal deze Marseillaise der Reformatie," met haar weg- sleepende muziek, een der uitnemendste instrumenten kunnen zijn, om het historisch stamgevoel bij onze kolonisten op te wekken en levendig te houden.

Voor Oranje klopt aller hart in deze Koloniën nog warm, en een lied met het WilJielvms van Nassatien aan het hoofd, draagt reeds daarom voor hun besef een bijna heilig karakter.

VII.

Wat ons vooral in Amerika te hulp komt, is de hooge dunk, die er ten faveure van het Hollandsch element bestaat.

In Engeland smaalt men op alles wat „Dutch" en „Doublé Dutch" is. Op reis langs den Rijn en in Zwitserland verneemt men omtrent het Hollandsche element zelden verheffende indrukken. In de pers van Europa telt Nederland nauwlijks meer mee.

Maar zoo is het in Amerika niet. Een Hollander is er om zijn afkomst geëerd; en ook onze jongere kolo- nisten hebben er zoo uitnemenden indruk weten te maken , dat schrijver dezes allerwegen bij hooger en lager magis- traatspersonen met de grootste waardeering en inge- nomenheid over het Hollandsche element en de Holland- sche landverhuizers spreken hoorde. Men eerde ze aller- wegen als een religieus , zedelijk, ijverig, eerlijk en rustig element der bevolking.

Wat alleen nog bij veel Nederlandsche kolonisten aan het zoo onmisbare self respect in den weg stond, was

90 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

de geringe dunk over het Hollandsche leven, dien ze uit het vaderland met zich hadden gebracht.

Schrijver dezes heeft zich daarom beijverd , allerwegen het besef te verlevendigen, dat er door heel den Neder- landschen stam in Holland, in België, in Transvaal, en aan de Kaap, een opleving te constateeren viel, een besef dat er een weêropstaan was uit onzen winter- slaap, en bovenal een besef, dat men de beteekenis van den Nederlandschen stam vooral niet naar Nederlands kleinheid mag afmeten , maar wel te verstaan heeft , dat deze stam over tal van landen verspreid, en nu reeds de tien millioen naderend, nog een ernstige en hooge roeping voor de toekomst heeft.

Sluit onze stam zich binnen Schelde en Dollart op, dan blijven we klein, en worden proportioneel ö/kleiner, naarmate de andere natiën hun millioenen uitzetten.

Maar doorziet men, dat de Nederlandsche stam veel verder reikt dan onze eigen grenzen, dan bereiken we reeds nu over heel de wereld een respectabel cijfer ; dan is er geen oorzaak , waarom we ons straks niet nog veel breeder zouden ontplooien ; en ontwaakt van zelf ook in de Amerikaansche stamgenooten het bewustzijn, dat ze , met ons land te verlaten , daarom van den Neder- landschen stam niet zijn afgescheurd.

Slechts één uiterst gewichtig en pijnlijk vraagstuk komt hierbij aan de orde , dat ietwat breeder toelichting vraagt : Het vraagsUik van de taal.

Moet er bij onze Amerikaansche kolonisten op worden aangedrongen , dat ze het Engelsch uit hun kringen weren , en alleen het Nederlandsch als moedertaal blijven bezigen? Of wel moet hun de raad worden gegeven,

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 9I

om, nu ze Amerikanen geworden zijn, ook op de Ame- rikaansche taal over te gaan ?

Aanvankelijk hield men vast aan het eerste stelsel.

In huis sprak men uitsluitend Hollandsch. In de kerken werd tot voor korten tijd aan geen andere predikatie dan in het Nederlandsch gedacht. En vraagt men naar de pers , zie hier dan de breede lijst van de bladen en tijdschriften , die er nog altijd in de Hollandsche taal uitkomen : 1

1. „De Telegraaf", 8 pag. Rep. Schreuder & Poelstra.

Paterson, N. Jersey.

2. „De Standaard", 4 pag. (2 maal per week) Dem. D.

Schram, Grand Rapids Michigan.

3. ,,De Vrijheids Banier", 4 pag. Rep. W. Verburg,

Grand Rapids Mich.

4. „De Gids, Christelijk", 4 pag. J. Pos, Grand Rapids Mich.

5. „Een Stem des Volks ", 4 pag. G. Roelofs. Geheel Onth.

Grand Rapids.

6. „De Hope", Ger. Kerk, 8 pag. R. Kanters uitg. Hol-

land Mich. De redactie wordt jaarlijks benoemd.

7. „De Wachter", Chr. Ger. 4 pag. Rev. A. Keizer red.,

Holland.

8. „De Grondwet", Rep. 16 pag. Wed. Mulder. Uitg. J.

Verwey red., Holland.

9. De Ger. Amerikaan ", verschijnt maandelijks, Holland.

10. „De HolL Amerikaan" Rep. 4 bl. (2 maal per tveek)

Kalamazoo Mich.

11. „De Nederlander" Rep. 8 pag. Chicago 111. ,,Onze Toekomst" 4 pag. Chicago 111.

12. „De Boodschapper" 4 pag. Fulton 111.

13. „Pella's Weekblad" 8 pag. Dem. Pella lowa H. uitg.

14. ,,De Bode" Jan Hospers, 4 pag. Springfield, S, D.

15. ,,Sioux Center Nieuwsblad" 8 pag. Ind. Sioux Center

lowa, Sneltjes & Van der Meulen.

92 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

i6. „De Vrije Hollander Dein." 8 pag. M. P. V. Oosterhout Red. Orange City.

17. ,, De Volksvriend, Chr. Nieuwsblad", Rep. 8 pag.

W. P. Oggel, Uitg. en Red. Orange City.

18. „De Heidenwereld", Maandschrift Zending, F. Over-

kamp uitg. Orange City.

Hierbij zijn nog te voegen twee Roomsch-Katholieke bladen, die onder den titel van De Gids en van Onze Standaard in Wisconsin het licht zien. Een vrij aan- zienlijke journalistiek alzoo, vooral zoo men er op let, dat er onderscheiden bladen onder zijn , die in formaat eens zoo groot zijn als ons eigen blad.

De aangenomen levensregel is in den aanvang ook zeer stellig geweest, dat men het Engelsch als contra- bande beschouwde, en taai aan het Hollandsch vast- hield.

En toch, waarom het verheeld, geslaagd is die po- ging niet.

Om één voorbeeld te noemen , op een banket , aan schrijver dezes te Holland, Mich., aangeboden , en waar een honderdvijftig gasten aanzaten, werd druk getoost. Die toasten stonden dan ook , naar Amerikaanschen trant, op het menu vermeld. Maar al had men zich afgesloofd om het menu zelf geheel in Hollandsche woorden te laten drukken , zoo zelfs, dat „hors d'ceuvres" niet onaardig met „zijschoteltjes" vertaald was, de toasten werden 171 het Engelsch aangekondigd, en de meeste ^^Sentinients'' die er onder stonden, evenzoo.

De president van de tafel presideerde dan ook op uiterst geestige wijze in het Engelsch, en op Professor Dosker en Mr. Verwey na, werd door een ieder zijn

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 93

dronk in het Engelsch ingesteld. En versta wel, dat greep plaats bij het verwelkomen van een gast uit Holland, en onderwijl alle toasten, in het Engelsch, van hartelijke liefde voor den Nederlandschen stam overvloeiden.

Naast de Nederlandsche bladen bestonden dan ook bijna overal Engelsche bladen, die aan invloed en lei- dend vermogen de onze veelal overtroffen.

In de conversatie bleek telkens , hoe het Engelsch aan de meesten beter afging. Een „lecture" over het Calvinisme, met opzet te Holland, Michigan , in het Hollandsch en niet in het Engelsch voorgedragen, was, volgens vertrouwbare getuigen , door geen derde van het publiek verstaan.

Op beperkt terrein, keuvelend over huislijke aange- legenheden , is men zijn Nederlandsch nog meester, maar zoodra een hooger liggend, meer ingewikkeld onderwerp wordt aangeroerd , mist men al die noodige woorden en uitdrukkingen , die men in het Engelsch terstond bij de hand heeft.

De opschriften op winkels en magazijnen zijn reeds grootendeels Engelsch. En wat nog zwaarder weegt, de gewone litteratuur, die men leest; de liederen die men zingt ; de reviews die men raadpleegt ; de hand- boeken, die men gebruikt, zijn zoo goed als uitsluitend Engelsch. Op godsdienstig gebied leest men nog enkele Hollandsche boeken , op elk ander gebied niet meer.

En hierbij komt als tweede, niet minder ernstig ver- schijnsel , dat het jongere geslacht zich door het Neder- landsch, dat het oude geslacht handhaven W\\,gedmkt gevoelt. Een gevoel van gedruktheid, dat bij niet zoo weinigen nu reeds in iegeiizm tegen het Hollandsch

94 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

oversloeg, en soms op een dwepen met het Engelsch uitliep.

Een kellnerin in een hotel , die beide van vaders en van moeders zijde uit Hollandsch bloed stamde, wei- gerde schrijver dezes in het Hollandsch te antwoorden, en gaf op schamperen toon te kennen , dat het Hollandsch geen beschaafde taal was, en dat ze, kort en goed, niet anders dan Engelsch wilde spreken, en daarom ook tot de Engelsche Methodisten-kerk was overgegaan.

De feitelijke toestand is dan ook deze, dat de oudere kolonisten, die eerst jaren lang schier in afzondering van het overige Amerika geleefd hebben, hun Hollandsch dialect, de één het Zeeuwsch , de ander het Betuwsch, een derde het Groningsch , hebben aangehouden ; zich in het Engelsch niet zoo thuis voelen; en "aan hun kinderen het euvel duiden , zoo ze aan het Engelsch de voorkeur geven. Voorts dat de kolonisten die in een later tijdperk, toen het isolement reeds overwonnen was, overkwamen, en die meest van middelbaren leef- tijd waren , nog wel het Hollandsch behielden , maar zich toch reeds gemakkelijker in het Engelsch bewegen. En eindelijk, dat het jongste geslacht niet alleen zeer beslist het Engelsch voortrekt, maar, en dat is het pijnlijke, uit reactie tegen het Conservatisme der ouders, het Hollandsch als een plaag gaat beschouwen, en op het punt staat van de sympathie voor het oude stam- land in antipathie te laten verkeeren.

Men gevoelt dat deze toestand, met het oog op de toekomst, uiterst bedenkelijk is.

Blijft men aan het oude stelsel vasthouden , dan is in twee geslachten het Nederlandsche element ten doode opgeschreven.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 95

VIII.

De gedragslijn bij kolonisatie, wat de taal betreft, te volgen, hangt niet van willekeur af, maar wordt beheerscht door den algemeenen regel, dat (tenzij er staatkundig isolement zij) de zwakkere in intellectueele kracht, het ten slotte toch voor den sterkere aflegt.

Staatkundig isolement verandert den stand der quaestie geheel, en juist daarom gaat hier elke vergelijking tusschen Transvaal en Amerika mank.

In de Zuid-Afrikaansche republiek moet en kan het element der Nederlandsche taal met hand en tand worden vastgehouden. Immers deze republiek dankt haar ontstaan uitsluitend aan de reactie van het Neder- landsche element tegen het Engelsche, en dat wel op het terrein eener oorspronkelijk van ons land uitgegane kolonisatie.

Biedt men in Transvaal geen welbewusten weerstand aan de Engelsche taal en de Engelsche levenswijs, dan is Transvaal weg. Het zuigen van den stroom eener machtiger beschaving is op den duur altoos sterker dan het effect van snaphaan of geschut.

De fout der Afrikaanders " lag dan ook niet daarin, dat ze op het bezit van een eigenaardig dialect aan- spraak maakten, en dit wilden handhaven; maar hierin, dat ze dit poogden te doen op een wijs, die geen doel kón treffen.

Ongetwijfeld heeft het oorspronkelijk-Nederlandsche element in Zuid- Afrika, deels door zijn afzonderlijk bestaan , en deels door Engelschen invloed , aanmer- kelijke wijziging ondergaan. Edoch , die wijziging is

96 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA,

slechts ten deele eigenaardig, in zooverre ander terrein , ander klimaat, ander levensberoep en andere historie er op inwerkte. Voor zoover daarentegen in de Kaap het Engelsch op het Hollandsch inwerkte , heeft het onze taal niet ontwikkeld, maar bedorven; iets wat daaraan te wijten is , dat de Engelsche beschaving hooger stond dan die der kolonisten. Niet, dat de Nederlandsche beschaving op zichzelf voor de Engelsche behoefde onder te doen , maar aan de Kaap nestelde het Engelsche element zich onder de toongevende, besturende , leidende klasse , terwijl het Hollandsche element schier uitsluitend op beroep en nering dreef. En niet minder, omdat het Engelsch element gestadig van uit Londen gevoed en gesterkt werd, terwijl het Hollandsch element van Nederland was afgesneden.

Het was daarom een besliste fout , dat men aan de Kaap het Afrikaansch" voor het Nederlandsch in plaats schoof. Het Engelsch is over heel de wereld één. In Liverpool en in Francisco , in Hongkong en te Kartoum, En juist aan die eenheid dankt het zijn kracht. Poogt nu het element van Nederlandsche herkomst, dat zoo- veel zwakker is, op elk terrein waar het post vatte, iets aparts te wezen, dan moet het in den „strijd om het bestaan" onherroepelijk voor het Engelsch element onderliggen.

Ook al geeft ge toe, dat in het Afrikaansch" enkele zoeter vormen zijn, en dat het, dank zij de afglipping van enkele toonlooze uitgangen , vooral in het lied, zich sneller beweegt, toch is het volstrekt onbekwaam om den strijd tegen het Engelsche element vol te houden , om de eenvoudige reden , dat een taal nooit op zichzelt

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 97

staat, maar altoos verband houdt met de litteratuur, de algemeene ontwikkeling en den drang der algemeene beschaving.

Wil men derhalve in Transvaal het oud-Nederlandsche element niet tenslotte zien ondergaan, dan mag er niet langer geaarzeld; dan moet, evenals in Vlaanderen, het hooger ontwikkelde Nederlandsch, dat een rijke litteratuur bezit, en een hooge beschaving vertegen- woordigt, er hoe eer hoe beter, bij het onderwijs, in de kerken, in de bladen en in de officieele stukken in eere komen. Niet slechts ten deele, gelijk dusver, maar overal en op alle manier.

Het Afrikaansch " zal zich daarom wel als dialect handhaven, gelijk de taal van Cremers Betuwsch in Gelderland, of de taal van Fritz Reuter in Duitschland ; maar niet aan dit Afrikaansch dialect, maar aan het Nederlandsch moet de taak worden opgedragen, om den Engelschen invloed te keeren.

Dit nu kan en moet in Transvaal, omdat Transvaal, en zoo ook de Oranje-Vrijstaat, in staatkundig isolement leven. Ten deele geldt dit zelfs van de Kaapkolonie zelve.

Maar gaat het nu aan en zie daar de gewichtige vraag, die beantwoord dient te worden uit wat in Vlaanderen en Transvaal kan en moet, gelijke conclu- siën ook voor onze stamgenooten in Amerika af te leiden }

En dan luidt, na de zaak wel gewikt en gewogen te hebben, ons antwoord ten deze stellig ontkennend, en kunnen we tot geen andere conclusie komen , dan dat niets zoozeer aan den duurzamen invloed van het Hol- landsche element onder de Amerikanen in den weg zal

7

98 ONZE STAMGENüOTEN IN AMERIKA.

staan, als juist het tegen wil en dank handhaven van de Nederlandsche taal.

Een op het eerste oog schijnbaar paradoxe stelling, maar die we onzen lezers verzoeken , onverwijld bij het licht van deze feitelijke tegenstelling te bezien , dat in de Oosterstaten de afstammelingen der oud-Hollandsche kolonie het Engelsch aannamen , maar dwepen met Hollandsche traditiën, trotsch zijn op hun HoUandsche afkomst , en tuk zijn op de instandhouding van het Hollandsch karakter; terwijl omgekeerd in onze later gevormde koloniën, in het Westen het jongere geslacht nu reeds, vaak, zoo niet met wrevel , althans met onver- holen weerzin tegen het Hollandsch vervuld is, het als een last beschouwt, en pinkoogt met al wat Engelsch is.

Te New- York heeft de oorspronkelijke Hollandsche kerk, uit wrok over de Engelsche overrompeling, tegen den stroom van het leven in , de Hollandsche predikatie nog tot aan het begin van deze eeuw gehandhaafd; en wat was de uitkomst.' Dit, dat de kerken leeghepen, en de Hollandsche families voor het meerendeel over- liepen naar de Presbyterianen en Episcopalen. Ten slotte heeft men er toen het Hollandsch toch moeten prijsgeven. De kerk is er toch geheel Engelsch gewor- den, en bestaat nu uit allerlei slag van lieden, maar die voor verreweg het meerendeel niets met de oud- Hollandsche kolonisten uitstaande hebben. Zoo werd vroeger, toen men ook in de Oosterstaten het Hollandsch, tegen den stroom van het leven in , in huis en kerk wilde handhaven, de tegenzin tegen het Hollandsche element ook in die staten al sterker; en juist eerst van het oogenblik af, dat men dezen doelloozen strijd opgaf.

ONZE STAMGEXOOTEN IN AMERIKA. 99

is de oude liefde voor het Hollandsche element weer opgeleefd, en thans zelfs tot geestdrift geworden.

Met dit feit nu dient rekening te worden gehouden, temeer waar nu reeds in de Westerkoloniën de voor- teekenen van geheel gelijk verloop zich openbaren.

Nu reeds sprak schrijver dezes lieden van het jongere geslacht, die uit Hollandsche ouders geboren en in de Hollandsche kerk gedoopt, weigerden een woord Hol- landsch te spreken , tot de Engelsche kerk waren over- gegaan, en bij zijn opkomen voor het Hollandsche element een donker gezicht trokken, waarop tegenzin zich maar al te duidelijk afteekende.

Op zichzelf stemmen we toe, dat de Vereenigde Staten een Amerikaansch-Zwitserland hadden kunnen worden, met drie of meer talen in onderscheidene staten, gelijk Zwitserland het in zijn onderscheidene kantons vertoont.

Bijaldien de millioenen Duitschers , toen de staten- vorming van Amerika haar volle aandrift naar het Westen kreeg, zich allen naar één Staat hadden bege- ven , en dezen zoo goed als uitsluitend bevolkt hadden , ware het zeer wel denkbaar geweest , dat zich een geheel DiiitscJie Staat had gevormd. De Noren en Zweden hadden misschien desgelijks kunnen doen. En indien op gelijke wijze de Nederlandsche kolonisten in zoo grooten getale naar Michigan, en naar Michigan alleen, waren getogen, dat ze dezen Staat zoo goed als uitsluitend bevolkt hadden, dan ware het mogelijk geweest , dat in dezen Staat het Nederlandsch de ofifïcieele taal ware geworden en gebleven.

Er zouden zich dan in de Vereenigde Staten deels Engelsche, deels Duitsche, deels Fransche, deels Scan-

100 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

diiiavische, en deels Nederlandsche Staten gevormd hebben, en de toestand van Zwitserland, ten deele ook van België, zou zich hier hebben herhaald.

Maar zoo is het niet geschied.

Het eigenaardige van de landverhuizing naar Amerika is juist, dat alle natiën er geheel dooreen zijn gevloeid. Duitschers, Scandinaviërs , Franschen en Nederlanders hebben zich over tal van Staten verstrooid en verspreid ; en zoo is er niet één Staat, waarin één dezer natiën tot onbetwiste heerschappij is gekomen. Zelfs in Louisiana, waar het Fransch oorspronkelijk de heerschende taal was, zijn de ingezetenen van Fransche herkomst door latere immigranten in de minderheid gekomen. En wel heeft Italiaansche en Spaansche landverhuizing er het Romaansche element versterkt , maar toch ook Italianen en Franschen verstaan elkaar niet, en zoo is ook hier het Engelsch almeer de landstaal geworden.

Met dit feit moet alzoo ook ten opzichte van onze HoUandsche stamgenooten gerekend worden. Ook hun landstaal kan niet anders dan het Engelsch zijn, nu ze leven in Staten , waar de overgroote meerderheid Engelsch spreekt, en alleen het Engelsch officieel is.

IX.

Natuurlijk zijn onze kolonisten in Michigan begonnen met niet anders dan Hollandsch te spreken.

Ze behoorden oorspronkelijk bijna uitsluitend tot den landbouwenden of den handwerksstand. Vreemde talen kenden ze niet. En ze woonden lange jaren op hun eenzame hoeven of afgelegen dorpen, van schier alle

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. lOI

aanraking met anderen verstoken. Wat zouden ze dus anders dan hun meegebrachte moedertaal gesproken hebben, en in wat andere taal zouden hun predikers gepredikt hebben !

Eerst de school sloeg hier breuke in.

Al spoedig heerschte het besef, dat de kinderen óók Engelsch moesten leeren. In Amerika sprak men nu eenmaal Engelsch. Zoo leerden de kinderen het Hol- landsch thuis, en het Engelsch op school. Scholen met twee talen waren uiterst zeldzaam.

Vergeet hierbij nu niet , dat de meeste kolonisten geen hoog-Nederlandsch , maar een dialect spraken. Mannen en vrouwen, gewoon om in den omgang het zuivere Nederlandsch te spreken, waren er bijna niet. Ze spraken Geldersch of Zeeuwsch of Brabantsch. Alzoo niet de fijn-ontwikkelde taal van het hoogere leven in Holland.

En tegenover dit dialect, dat zich zelf voorthielp, en door de kinderen alleen uit de huislijke overgangstaai werd aangeleerd , kwam nu het Engelsch te staan als schooltaal, met een rijke litteratuur, als taal van het gouvernement en van de wet, en als taal van de aan- zienlijkste rangen en standen , die het Amerikaansche leven beheerschten.

Die strijd nu was ongelijk.

Uitnemend wel kan het Nederlandsch den kamp tegen het Engelsch , en de Nederlandsche beschaving den strijd tegen de Engelsche beschaving opnemen , mits met gelijke tvapens. Maar wat niet denkbaar zou zijn, is een stand houden en triomfeeren van het Nederlandsch, zoo het zelf alleen omgangstaal is en hoogere ontwikkeling

I02 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

mist, terwijl het Engelsch er met volle wapenrusting tegenover treedt.

Dan Dioct het Nederlandsch het wel afleggen, evenals elke taal het afgelegd heeft onder gelijke conditie.

De Ieren zijn fel op al wat Engelsch is gebeten. Ze zijn met diepen wrok tegen Engeland in het hart, naar Amerika overgekomen. En toch heeft de poging om het lersch in plaats van het Engelsch te gaan spreken, bij de leidende mannen onder de Ieren geen weerklank gevonden.

Het lersch is losgelaten , het Engelsch is aangenomen. En juist door Engelsch te spreken, oefenen de Ieren een invloed van verre strekking uit, dien ze verbeurd zouden hebben , zoo ze zich met het onbegrepen lersch in eigen kring hadden teruggetrokken.

Alleen de Duitschers hebben een tijdlang beproefd hun eigen taal ook in Amerika aan te houden , zoowel in hun gezin als in hun kerken. Ze waren dan ook zoo sterk, dat ze beide én te New-York, én te Chicago bijna een half millioen van de bevolking representeerden.

Maar ook zij beginnen thans in te zien , dat deze tactiek niet is vol te houden ; en met name de Roomsche geestelijkheid , die gewoon is zulke quaesties diep door te denken , heeft thans officieel den maatregel genomen, om het Duitsch in haar kerken door het Engelsch te vervangen, en de Roomsche Curie heeft op dezen maat- regel goedkeurend beschikt.

Het spreekt dan ook vanzelf, dat waar geen staten- vorming met afzonderlijke talen plaats greep, het Ame- rikaansch-Engelsch zulk een machtigen assimileerenden invloed oefent , dat het zich van alle hooger leven meester

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. IO3

maakt. Aan de Universiteiten, aan de „Colleges", aan de „Academies", op de High-schools enz. is niet anders dan Engelsch als algemeene opvoedingstaai denkbaar. In Senaat en Staten, op de balie, in de rechtbank , bij examina, bij leger en vloot, en waar niet al, is het Engelsch de taal, de taal die officieel en zonder mede- dinging heerscht.

Op meetings, in clubs, op vergaderingen van een algemeen karakter, wordt niet anders dan Engelsch gesproken.

De boekenmarkt, ook voor alle practische handboeken, kent schier niet anders dan Engelsch.

En last not least, de groote dagbladpers , en de schier nog invloedrijker menigte van revieivs op allerlei gebied , komen tot een ieder in de Engelsche taal.

Er zijn wel ook Duitsche, Zweedsche en Hollandsche bladen , maar geheel van localen aard , en zonder de macht van de Engelsche te vervangen , anders dan voor zeer beperkten kring.

Wie derhalve in Amerika tot hoogere ontwikkeling wil geraken , wie op het publieke terrein wil optreden , wie ambt en post wil bekleeden , wie als schrijver naam wil maken , kortom , al wie op het algemeene leven in wil werken , kan dit op breede schaal niet anders dan in het Engelsch doen.

Gevolg hiervan is , dat men nog wel vlot Hollandsch spreekt, zoolang het gesprek loopt over huislijke aan- gelegenheden, maar de noodige taaivorming mist voor het hoogere leven , en dat alzoo de positie wordt : Het Hollandsch voor huislijke aangelegenheden en in localen kring, maar het Engelsch voor alles wat de publieke

I04 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

zaak raakt, en in aanraking brengt met den breeden stroom van het leven.

Bij dien stand van zaken nu is het volkomen be- grijpelijk, dat de oudere kolonisten, die aanvankelijk niets dan Hollandsch spraken, en zich in het Engelsch nooit goed thuis gevoelden , met leede oogen dezen natuurlijken loop van zaken aanzien. Maar ook, dat daarentegen het jongere geslacht, dat zijn enkel locaal bestaan te boven wil komen, zich afvraagt, wat ze toch aan dat Hollandsch hebben, daar toch immers alleen het Engelsch de taal is, die maakt, dat ze zich in het volle Amerikaansche leven thuis gevoelen.

Gaan nu de ouderen daartegen in, en pogen ze des- niettemin de Hollandsche taal aan hun kinderen op te dringen, dan geeft dit verdeeldheid, en komt er onver- holen tegenzin tegen het Hollandsche element op. Men weigert dan langer een Hollandsch boek te lezen. En reeds waren er, die, enkel om deze oorzake, zelfs de Hollandsche kerk verlieten.

Huwt nu dit jonge geslacht, dan is een onmiddellijk gevolg, dat hun kinderen geen woord Hollandsch meer leeren, en dat al wat Hollandsch is als een antiquiteit van minder allooi onder hun dak in minachting komt. Men leest dan geen Hollandsche courant, men leest geen Hollandschen Bijbel, men doorbladert geen Hol- landsch boek meer. En gelijk de grootouders anti- Engelsch waren , zoo worden de kleinkinderen anti- HoUandsch.

Gaat dit proces nu tot in het vierde en vijfde geslacht door, dan raakt het Hollandsch als overgangstaai toch weg; eerst uit de steden, dan uit de dorpen. Dan wordt

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. IO5

toch alles Engelsch, maar dan met verlies van aller liefde voor de Hollandsche traditiën , met toedekking van zijn Hollandsche herkomst, en met prijsgeving van alle Hollandsch leven en alle Hollandsch karakter.

De vraag staat dus niet: Zult en kunt ge het Hol- landsch behouden? Dit kan toch niet. Onverbiddelijk wordt het Hollandsch als spreektaal toch door het Engelsch verdrongen.

Maar de vraag staat aldus : Zult ge tegen den stroom oproeien , en zoo lang mogelijk tegenworstelen , op ge- vaar af dat ten slotte niet alleen uw taal weggaat, maar ook de Engelsche geest u geheel overmant? Of wel, zult ge den toch doelloozen strijd van het Hollandsch als spreektaal in tijds opgeven, zoo ge tot dien prijs den Hollandschen " geest, het Hollandsche karakter- element, en de liefde voor de Hollandsche herkomst en de Hollandsche traditiën en kunst handhaven en sterken kunt?

En zoo nu de vraag gesteld, zijn alle leidende mannen in Amerika , en wij met hen , van oordeel , daar waar in geen geval én taal én traditie te redden is , het beter is, voor die traditie op te komen, dan ten slotte ook de traditie met de taal te zien ondergaan.

X.

Vooral één ding mogen zij, die tegen wil en dank, de oude moedertaal nog aan de jongeren opdringen , niet vergeten; dit namelijk, dat een plas van stilstaand water, zonder af- of toevoer of verversching , zich omzet in moeras.

Io6 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Hier te lande blijft zelfs het kleinste dorp in gestadige aanraking met het overige land. De nationale ontwik- keling werkt naar alle zijden in alle deelen van het volkslichaam door. Dit geschiedt door de magistra- tuur, door de pers, door de marktdagen, door bezoek dat men brengt, en bezoek dat men ontvangt. Ook wat men hier in boeken leest is grootendeels Hollandsch.

Maar in zulk een kleine kolonie van Hollandsche her- komst in Amerika is dit alles heel anders. Zulk een kolonie, ook al telt ze drie, vierduizend zielen, drijft daar als een oliedrop op de Amerikaansche wateren. Ze is bijna geheel geïsoleerd, en heeft, de koloniën in Michigan nu uitgezonderd, zelfs met de overige Holland- sche koloniën zoo goed als geen verband. Alleen de predikanten komen nu en dan in klassen, en enkelen hunner een enkel maal ook synodaal, saam.

En vergoeding in contact met Nederland hebben ze daarbij nog veel minder. Aan familie moge nu en dan geschreven worden. Van een enkel weekblad mogen een aantal exemplaren overwaaien. Van stichtelijken aard een enkel boek , dat hier uitkwam , er ingang vinden. Maar voor de groote massa staat dit volkomen gelijk met geen contact hoegenaamd.

Zoo ontbreekt voor de oude moedertaal de gestadige levensverversching, de gedurige verrijking. En overmits het bewustzijn van een volk zich in zijn taal afspiegelt en door zijn taal steeds verhelderd en verrijkt moet worden , loopt het ten slotte in zulk een afgesloten kolonie eerst op stilstand , en daarna onverbiddelijk op achter- iiitgang in gemeene ontwikkeling uit.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. lO/

In de taal komt taalbederf, en het volksbewustzijn wordt beneveld.

Dat hindert nu de stokouden niet. Zij hebben toch bijna hun tijd uitgediend. Soms zelfs heeft het buiten- models van de uitlandsche antikiteit voor hen iets aan- trekkelijks. Maar de jongeren hindert dit wel. Zij willen vooruit. Hun arbeidsveld ligt in de toekomst. En eenmaal Amerikaan geworden , willen ze in Amerika's snel voort- schrijdende ontwikkeling meeleven.

Het stilstaande water stoot hen af. Alles hunkert in hen, om fier de armen uit te slaan in den fris- schen, breeden levensstroom* van het Amerikaansche leven.

Zelfs hun taaibesef dringt hen dien kant uit.

De taal is geen liefhebberij- instrument, dat dienst doet voor een ^^private'\ dat we er buiten het gewone leven op na houden. De taal moet gemeenschapsmiddel voor dat leven zelf zijn.

De taal vereenigt het bewustzijn der enkelen en der groepen tot één volksbewustzijn. Het nationale bewust- zijn van een volk drijft op zijn taalstroom.

En daarom, wetende en steeds meer beseffende, dat ze geen onderdanen meer van onze Kroon , maar burgers van de Vereenigde Staten zijn geworden, en dat hun geslacht voor de toekomst almeer in het Amerikaansche volksgeheel moet ingroeien, gevoelen ze zich onthand en bandeloos gemaakt, zoolang ze in de taal van het Amerikaansche volk zich niet even vlot en vlug als de Amerikanen zei ven bewegen.

Het staat dus niet : Volle , rijke Nederlandsche , tegen- over volle, rijke Engelsche taal-ontwikkehng, maar heel

I08 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

anders: Een zwevend en schuifelend voortkruipen van het Hollandsch in een onzuiver dialect-mengsel tegen- over de machtige, hoogopgevoerde ontwikkeling van een der rijkste wereldtalen met een hoogstaande, over- rijke litteratuur.

En die tegenstelling laat geen keus voor wie zelf naar hooger ontwikkeling dingt. Gevolg waarvan is , dat steeds meer juist de meest intelligente krachten aan het Hol- landsch onttrokken worden, en dat, door het overlaten van het Hollandsch aan de minder ontwikkelde volks- klasse , onze op zichzelf zoo schoone en rijke taal steeds meer verarmt en inzinkt.

Voor het behoud van het Hollandsch element moet daarom op een geheel andere bestemming der taal de nadruk worden gelegd.

In zooverre de taal instrument voor het heden moet zijn , hebben onze kolonisten , na eenmaal zich in den maalstroom van het Amerikaansche leven te hebben geworpen, er niets aan. Dan sluit hun eigen taal hen veeleer af, breekt hun invloed op de maatschappij om hen heen , en staat in den weg aan hun toekomstige , zelfs sociale en financieele ontwikkeling.

Maar de taal heeft ook een roeping met opzicht tot het verleden.

Een volk is niet alleen de menschenmassa die nu vereenigd leeft onder eenzelfde wet, maar omvat even- zoo de vroegere geslachten. En het is juist de taal die ons met die vroegere geslachten , met hun strijd en worsteling, met de uiting van hun bewustzijn en hun letterkunde , met hun denkschat en hun levenstraditiën in gemeenschap stelt.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA, IO9

En nu vindt elk kolonist in een vreemd land zich in deze dubbele positie, dat hij voor het heden en voor de toekomst moet ingroeien in het nieuwe volksleven, waarin hij werd opgenomen ; maar dat hij voor het ver- leden tot het volk van zijn herkomst blijft behooren.

Dus is voor het lieden het Amerikaansch-Engelsch zijn taal, maar de banden met zijn verleden blijven in de oude moedertaal ingeweven.

De goede norma voor al zulke kolonisten is derhalve, dat ze voor het heden overgaan in de taal van het volk , waarin ze burgerrecht zochten en ontvingen ; maar dat ze voor het verleden de macht over hun vroegere taal behouden.

Doch juist hieruit volgt dan ook, dat de vrije en vlotte beweging in het Engelsch aller deel moet zijn , en dat de kennis van de Hollandsche taal, daarbe- nevens , stand moet houden bij dat deel der bevolking, dat den toon aangeeft, en geroepen is drager der his- torische traditie te zijn.

Juist dus het omgekeerde van nu.

Thans gaat het den weg op, dat het Hollandsch het taaist stand houdt bij de minst ontwikkelden , en almeer uitslijt onder de intelligente kolonisten.

Naar goeden regel daarentegen is het juist eisch , dat wie in zijn bewustzijn niet alleen het lieden, maar ook het verleden opneemt, het best ook in onze moeder- taal thuis zal zijn,

In een volgend artikel komen we hierop terug , voor wat de praktijk aangaat. Thans zij er alleen nog op gewezen, dat het aanhouden van een dubbele taal voor de ontwikkelde volksklasse geen bezwaar hoegenaamd kan opleveren.

IIO ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

In tal van landen spreekt de ontwikkelde klasse zon- der uitzondering twee talen.

In Oostenrijk spreekt elk Hongaar en elk Slaaf, behalve zijn eigen taal, ook het Duitsch, In heel Vlaan- deren , Brabant en Antwerpen , spreekt ieder man of vrouw van hooger ontwikkeling behalve het Vlaamsch ook het Fransch. In den Elzas en in Lotharingen kent ieder ontwikkeld man Duitsch en Fransch. In Wales spreken de hoogere klassen zonder onderscheid én Welsh én Engelsch. Zoo is het in Zwitserland, zoo is het in Finland. Zoo is het aan de Kaap met het Engelsch en Hollandsch. En zelfs in onze koloniën vindt ge tal van streken, waar tweeërlei taal gangbaar is.

Het is alzoo niets te veel van onze kolonisten in Amerika gevergd, zoo we hun, in naam van hun Nederlandsche herkomst, den eisch stellen, dat hun meer intelligente mannen en vrouwen , behalve het Engelsch, waarin allen thuis moeten zijn, ook het Hollandsch , als weeldetaal , zoo men wil , maar dan toch als een taal, die van hun herkomst en hun ver- leden onafscheidelijk is , zullen aanhouden.

Zonder overdrijving mag zelfs gezegd, dat men zich thans moeilijk een beschaafd man of een beschaafde vrouw denken kan , die niet minstens tivee talen kent. En dit zoo zijnde, moet de taal die voor onze kolonisten hierbij het eerst in aanmerking komt, buiten kijf de Nederlandsche taal zijn.

Aan de lager ontwikkelden overgelaten, zinkt het Nederlandsch onverbiddelijk tot de laagte van wat men in Pennsylvania noemt: „the Pennsylvanian Dutch." Reeds nu klonk het schrijver dezes stuitend in het oor.

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. III

toen hem door een als dame gekleede dienstmaagd in zijn hotel gevraagd werd, niet: Wat belieft u? of: Wat wenscht u voor uw middagmaal?, maar boersch-weg: Non, zvat lust je? Op die wijs zinkt het Hollandsch in , en stoot af.

Maar wordt het door de intelligentste klasse, dank zij dege studie , bijgehouden , dan zal het Nederlandsch er weer zuiver en in fijner vorm weerklinken, en juist de besten onder het opkomend geslacht boeien.

XI.

Strekt onze conclusie, om, figuurlijk gesproken, bij Kolonisten-plebisciet het Nederlandsch als spreektaal af te schaffen ?

De vraag is te ongerijmd , om antwoord te vergen. Een taal af te schaffen , staat in niemands macht. Een taal die wegsterft, sterft, (gevallen van O verheidsgeweld uitgezonderd) altoos aan tering.

Wat onze conclusie wil, is heel iets anders. Ze wil het aan onze Kolonisten duidelijk maken , dat de Ne- derlandsche taal als gemeene spreektaal onder hen toch wegsterft, en dat, zoo ze niet naar andere middelen omzien , die het Nederlandsch element kunnen handhaven, mét de taal óók het Nederlandsch karakter er uitgaat.

Als omgangstaal verdwijnt het Nederlandsch toch. De stand van zaken is deze: In het eerste geslacht spraken ouders en kinderen thuis nooit anders dan Hollandsch. Toen het tweede geslacht opkwam , hielden vader en moeder dit vol, doch de kinderen spraken alleen nog Hollandsch om vader en moeder; onder elkander Engelsch.

112 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

En nu in het derde geslacht spreken vader en moeder nog veelal Hollandsch met hun beiden; maar als de kinderen er bij zijn, spreken ze met de kinderen Engelsch.

Er zijn uitzonderingen , maar zóó is de regel.

Wil men nu het Hollandsch element forceeren door den kinderen van de vierde generatie tegen wil en dank het Hollandsch op te dringen, dan mislukt dat plan toch , dan zuiveren ze eerst zelf getrouw het Hollandsch als een boozen zuurdeesem uit , en wordt straks aller antipathie naar het rood-wit-blauw gekeerd, en aller sympathie schier „weggezogen" naar het Jingoïsme, d. i. naar het Amerikaansche element in zijn waterloten.

Staat het alzoo vast, dat de Hollandsche taal als omgangstaal toch uitsterft, hetzij ge er iets aan doet, hetzij dat ge er niets aan doet, dan volgt hieruit als eenig geldige conclusie, dat de Hollandsche kolonisten voortaan op heel andere wijze voor de handhaving van het Hollandsch element zullen te zorgen hebben.

Dusver liet men het al op de taal drijven. Buiten het taalmiddel werd bijna geen ander middel ter be- stendiging van het Hollandsch karakter en van een Hollandsch bewustzijnsleven aangewend.

En dit nu moet thans anders worden. Het dient helder te worden ingezien , dat de omgangstaal nu reeds op twee gedachten hinkt. En de leiders en de toon- gevende mannen hebben zich dientengevolge te door- dringen van hun hooge roeping, om op gansch andere wijze voor de rechten hunner Hollandsche traditiën op te komen.

Wat daarvoor te doen is, is niet ver te zoeken. De •ervaring, opgedaan bij de worsteling om zelfbehoud van

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. II 3

anderer nationaal element elders, wijst hun het spoor.

En dan geldt als hoogste eisch , dat de studie der Nederlandsche taal, der Nederlandsche historie, en , om een reden, die later wordt toegelicht, ook het Oud- Nederlandsch recht, aan één of meer Universiteiten in Amerika onderwezen worde.

Met volle intellectueele macht moet de nationale uiting van het Nederlandsche leven in Amerika onder de mannen der Hoogeschool aan het woord komen.

Dit nu kan , op tweeërlei manier. Of doordien kolo- nisten van fortuin een of meer katheders stichten, of doordien men in Michigan, waar de Universiteit van Ann-Arbor een Staatsuniversiteit is , bij de politieke stembus zijn eisch doe gelden, en, wordt daaraan niet voldaan , als één man zich van de stembus onthoudt.

Te dezen opzichte behoeft men slechts te spreken , of men wint zijn spel; mits de Amerikanen maar in- zien, dat er Hollandsche taaiheid, in wel aaneengesloten gelederen , achter zit.

En voorts zou, naar onze vaste overtuiging, het onderwijs in deze vakken niet in het Hollandsch maar in het Engelsch moeten gegeven worden, overmits zoo alleen de toeloop tot zulke colleges verzekerd blijft.

Gelijken eisch zouden we willen doen gelden voor wat wij noemen het gymnasiaal en middelbaar onder- wijs, de dusgenoemde Colleges, Academies en Hooge- scholen.

In plaatsen als Grand Rapids, Holland-Michigan , en Orange-City , waar het Hollandsche element óf overwe- gend óf althans zeer talrijk is, moet het als een groote fout worden beschouwd, dat oiize mannen er het

8

114 ONZE §TAMGENOOTEN IN AMERIKA.

facultatieve onderwijs in onze taal, onze historie en onze letterkunde niet hebben opgeëischt.

Toen schrijver dezes op de Highschool te Grand Rapids , waar over de 30.000 Hollanders wonen , tot zijn verbazing ontwaarde, dat er zelfs aan de meisjes Latijn, Fransch en Duitsch onderwezen werd, maar dat het Hollandsch er schitterde door afwezigheid, liet hij zich ontvallen: Tliat is a shavte , daarmee niet doelende op den principal, maar wel op de Hollandsche kolo- nisten , die hun invloed bij de stedelijke stembus een- voudig ongebruikt hadden gelaten , om voor de rechten van hun nationaliteit op te komen.

Het lijdt toch geen twijfel, of bij den scherpen stem- busstrijd tusschen de Democraten en Republikeinen, behoeft een groep kolonisten , die ruim ée'n derde der bevolking vertegenwoordigt, haar eischen ten deze slechts te stellen, om ze voetstoots te zien ingewilligd.

De meisjes en jongens van eenigszins hoogere ont- wikkeling moeten op hun Highschools althans de ge- legenheid vinden , om op degelijke wijze in de Hollandsche taal, letteren en historie onderwezen te worden.

Voor de lagere school staat de zaak moeilijker. Niet in plaatsen , waar het element van onze natie talrijk genoeg is, om afzonderlijke scholen te hebben. Hetzij men toch acht , vooralsnog met de publieke school vrede te kunnen nemen , hetzij men , gelijk reeds hier en daar plaats greep, eigen bijzondere scholen oprichte, op alle scholen , waar zoo goed als uitsluitend kinderen uit Hollandsche gezinnen komen , kan en moet het Hol- landsch facultatief onderwezen worden , evenals men dit ook in andere landen met twee talen , b.v. op vele scholen

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. II5

in Zwitserland en in België doet. Mits altoos f actdilatief. Nooit zij er dwang. Wie het Hollandsch erbij leert, moet in alle scholen hooger staan , dan wie slechts één taal kent, juist zooals ten onzent een jongen die op de avondklasse er het Fransch bijleert.

Doch met deze actie op onderwijsterrein kan men niet volstaan. Er is een element, dat nog heel andere verpleging eischt, en dat is onze aloude Hollandsche historie.

In die roemrijke heldenhistorie schuilt de eigenlijke kracht, om het stam-element in eerete houden, en Hollands historie moet onder onze kolonisten een ieder kennen.

Daartoe nu is allereerst noodig, dat er een goede Hollandsche historie, breed voor het tijdperk van 1550 1650, en daarvóór en daarachter zeer versmald, 171 de Engelsche taal worde opgesteld. Een plastische historie, met veel teekenende descriptie, en gehouden in den toon en in de taal van het epos. Zulk een his- torie moet met fraaie platen en portretten verlucht zijn. Ze moet helder en sprekend gesteld wezen. En ze moet zóó goedkoop worden uitgegeven , en desnoods rond- gedeeld , dat alle kolonisten er een exemplaar van be- zitten, en elk vader zorge, dat geen kind zijn huis uitga, zonder een exemplaar ervan in zijn kofifer.

Die oud-Hollandsche historie moet in elk huis gelezen worden. De ouders moeten er hun kinderen meê boeien, en er het besef door wekken van wat edelen stam ze afkomen.

En behalve dit moeten er zich allerlei vereenigingen vormen, om de beoefening dezer historie nog verder voort te zetten.

Il6 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA,

Op dit oogenblik staat het zoo , dat men vereenigingen, die van de Hollandsche historie studie maken , wel onder de Engelsche, maar niet onder de Hollandsche Ame- rikanen vindt.

De Engelsche Amerikanen vinden onze historie zóó overbelangrijk , dat zelfs Damesclubs, gelijk die in Ro- chester, er een ver van oppervlakkige studie van maken. Een vijftigtal lezingen over allerlei bijzonderheden uit onze historie stonden op het program van deze Engel- sche Damesclub voor één jaar.

En dien weg moet het ook onder de kolonisten op.

In onze knapenvereenigingen , en jongelingsvereenigin- gen, en vrouwenvereenigingen moet voortaan de Hol- landsche historie een vast bestanddeel van bezigheid worden.

En , wat nog meer zegt , in groote plaatsen , waar kolonisten van hooge ontwikkeling zijn , moet een Society for Dutch history gesticht worden, die op de hoogte blijft van onze geschiedenisbeoefening , en aldus invloed ten goede ook op de lagere vereenigingen uitoefent.

In de derde plaats wijzen we op het hoog belang van het nationale volkslied en op de viering van nationale herinneringsdagen .

Het „Wien Neerlandsch bloed" heeft afgedaan. Zoo ergens, dan was het in Amerika misplaatst. De „vreemde smetten" beleedigden onder onze kolonisten elke familie. Daarentegen is het Wilhelmus'" juist het heroïsch volkslied, dat bij onze kolonisten, meest van Calvinis- tischen huize, past.

Welnu, een „Wilhelmus", en daarnaast het: „Zij

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 11/

zullen ons niet hebben" van Da Costa, moeten het gemeengoed van allen worden. Ieder moet het leeren. Ieder moet het zingen kunnen. En een rijk-poëtische Engelsche vertaling moet teweeg brengen, dat ook zij, die straks geen Hollandsch meer verstaan, het in koor met de anderen meezingen.

In het „Volkslied" schuilt zulk een macht.

Want vergeet niet, anders zingt men toch volksliederen, maar dan liederen uit heel anderen toon.

Bij het volkslied mogen ook de nationale herinnerings- dagen komen.

Eén dag in het jaar althans moet fier- en feestdag zijn voor al wie van Hollandsche herkomst is. Juist in den vreemde heeft men daaraan behoefte. En hetzij men daartoe den gedenkdag van den Briel , of van de Unie van Utrecht, of van Leidens ontzet neme, het moet bij onderlinge afspraak tot een bepaling komen. En op dien dag moet de oude driekleur, saam met de starrenvlag , worden uitgestoken , moeten er historische optochten zijn, en moet in zoo breed mogelijken kring een feestdisch worden aangericht. Heel de omgeving moet weten, dat het volk van old Dutch extraction" dan feestviert.

Hieraan kunnen dan worden toegevoegd afzonderlijke herinneringsdagen. De Holland Society te Chicago heeft nu reeds voor 17 April een feestbanket aangekondigd, om den geboortedag van Willem den Zwijger te ge- denken (1533 1899). Zoo doe men het meer, en dat te eerder, daar een feestbanket in Amerika zoo goed- koop is. Men drinkt er geen wijn , maar water. De prijs van anderhalven dollar is voldoende, om een feestdisch

Il8 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

aan te richten, en een iegelijk die aanzit, betaalt voor zichzelven,

In de tweede plaats moet er zorg worden gedragen , dat men goede Hollandsche werken in het Engelsch vertale, en aan de jeugd in handen geve. Nu leest de jeugd bijna niet anders dan Engelsche boeken van Engelsche schrijvers; wat zeggen wil, dat het opkomend geslacht niet alleen zijn Hollaiidsche taal , maar ook zijn Hollandschen geest kwijt raakt. Hun gedachtenwereld wordt geheel van de onze vervreemd. Hun bewustzijns- leven gaat geheel in het Engelsche bewustzijnsleven over.

Draagt men daarentegen zorg , dat ze de Tien Jaren van Fruin , of de beste romans van Bosboom-Toussaint, enz. in het Engelsch lezen kunnen, dan valt wel de taal weg , die toch weg is , maar dan blijven ze doorvoed met Hollandsche herinneringen en met Hollandsche gedachten.

Van harte hopen we dan ook, dat de tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond, die er thans gevestigd is , tot dit alles het noodige initiatief neme.

Wat dusver ontbrak, was juist elke organisatie. Er was geen aaneensluiting. Elke kolonie stond op zich zelf.

Thans daarentegen is er een middenpunt. Van dat middenpunt kan de beweging uitgaan. Het kan door die beweging allerlei vertakkingen in het leven roepen. Zoo kan een nationale Stamdag worden vastgesteld en inge- voerd. En zoo Grand-Rapids , Holland, Orange-City en Chicago maar voorgaan, zullen de overigen wel volgen.

En nu het laatste , niet minder belangrijke punt,

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA, I I9

waarop we de aandacht vestigen , zoo men wil een punt van politieken aard. .

Het begin der Vereenigde Staten ligt te Amsterdam, op wat thans de Prins-Hendrikkade heet, waar eertijds de West-Indische Compagnie haar zetel, haar werven en haar kantoren had.

Van daar uit is New- York gesticht, en die stichting van New- York heeft haar stempel gedrukt op heel het Amerikaansche staatsieven in zijn opkomst.

Dit is wel langen tijd vergeten.

In de dagen der Amerikaansche revolutie was het intellectueele overwicht zeer stellig bij de mannen van New-England ; en het zijn hun schrijvers geweest, die ingang gaven aan de valsche voorstelling, alsof Amerika's staatsieven een copie ware van het Engelsche staatsieven in de 17e en i8e eeuw.

Tegen die voorstelling is thans de historische waar- heid in verzet gekomen , en met name Campbell heeft het duidelijk gemaakt, dat niet Engeland, maar //(^//(«w^ voor Amerika als model heeft gezeten.

De overtuiging hiervan dringt thans al verder door. Onder de Hollandsche afstammelingen in de Ooster- staten wekt ze nationaal enthousiasme ; en dat de United States gecopieerd zijn naar de United Provinces wordt in steeds breeder kring erkend.

Dit nu moet voor onze Hollandsche kolonisten het aansluitingspunt worden tusschen hun Hollandsch ver- leden, en hun Amerikaansche toekomst.

Verdoold in Zuid Amerika zouden zij zulk een aan- sluitingspunt niet gevonden hebben. Maar hier bestaat het. Diep onder den bodem , waarop ze leven , liggen

I20 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA,

fundamenten die het Hollandsche merkteeken dragen.

Zij, meer dan anderen, zijn alzoo de geroepenen, om die oud-Hollandsche fundamenten weer bloot te leggen ; en daarmee moet het doel worden nagejaagd , om het besef te doen opwaken, dat ze geënt zijn op een stam van hun eigen soort , of althans van zeer nabijgelegen verwantschap. En juist door hun Calvinis- tischen geest zullen zij nog beter dan anderen in staat zijn, om die verwantschap en gelijksoortigheid in hun bewustzijn te doen opleven.

Daarom drong ons vorig artikel aan op studie ook van het Oud-Hollandsch recht.

Het Oud-Engelsch recht wordt allerwegen aan de Universiteiten onderwezen. En terecht, want ook dat had invloed. Maar stuitend en ergerlijk is het, dat het Oud-Hollandsch recht , dat oorspronkelijk nog zooveel verder reikte, als non-valeiir buiten rekening blijft.

Onze kolonisten moeten de Amerikaansche historie bij het licht van onze Oud-Hollandsche traditiën leeren bezien. Ze moeten teruggaan tot die oude dagen, toen de stroom van het Hollandsch leven en van de Hollandsche gedachte er den toon aangaf. En tevens moeten ze, door in de Amerikaansche Revolutie welen scherp tusschen de oud Calvinistische en de Fransch- revolutionaire strooming te onderscheiden , voor zich zelven tot de keuze komen van de politieke partij , waarbij zij zich hebben aan te sluiten.

Op den tast af deden ze hierbij stellig in zoover de goede keuze, dat ze van de Democraten zich afwendden. De republikeinen zijn historisch de voortzetting van

ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA. 121

de oude Whigs , en in zoover van de politiek van onzen stadhouder Willem III.

Maar dit is niet genoeg. Het is beneden hun eere, om zich door de Republikeinsche partij eenvoudig op sleeptouw te laten nemen. En met name hun pers heeft daarom de heilige roeping om in den boezem der Re- publikeinsche partij de oude beginselen der Whigs weer in eere te brengen. En al gelukt dit hun nog niet voor heel het land, toch wel locaal voor den kring waarin ze leven. En vandaar breidt zulk een kring van denk- beelden zich dan van zelven uit.

Meer voegen we hier niet aan toe.

Wat we neerschreven , was het resultaat van ernstige en langdurige besprekingen met de beste mannen onder onze kolonisten , en onder dezen bestond geen verschil van opinie.

Van de kerktaal zwegen we met opzet. De kerken zijn georganiseerd, en kunnen dus met accoord handelen. En weldra zal het regel worden, dat men om en om de diensten in het Hollandsch en in het Engelsch leidt. Een aanvankelijk uitnemende maatregel, mits het „om en om" dan maar beide beurten omvatte, zoodat ook de hoofdbeurt bij toerbeurt in beide talen ga.

Voor het overige is, wat we in deze reeks ten beste gaven , niet iets dat ginds verzwegen werd , en nu eerst uitkomt. Integendeel schrijver dezes heeft allerwegen op zijn meetings onder onze kolonisten in geheel gelijken geest gesproken.

In Nederland teruggekeerd , achtte hij het alleen billijk , ook hier rekenschap te geven van de conclusies, waarop hij op het terrein zelf kwam.

122 ONZE STAMGENOOTEN IN AMERIKA.

Hij durft dan ook van onze Hollandsche kolonisten in Amerika het beste verwachten. De doop van het Amerikaansche leven, dien ze ondergingen, heeft hun goed gedaan. Er is een energie in hen gevaren, die ons in het oude Nederland beschaamt, en God heeft ze ge- zegend.

Men kan niet een tijdlang in hun midden verkeerd hebben, zonder de verkwikkendste herinneringen meê huiswaarts te dragen.

Hun geheele verschijning verhoogt de hope voor de toekomst van den Nederlandschen stam.

En wie, hier koud van hart geworden , zijn hart door liefde en sympathie verwarmen wil , die ga naar Michigan en lowa, naar Illinois en Ohio, en de vonk van geest- drift voor. ons nationale leven zal van zelf in hem op- gloren.

UIT HET KERKELIJK LEVEN.

L

Ter genezing van bekrompen zin werkt niets zoo weldadig als een bad in een geheel andere zverkelijkJieid , dan waarin ge gemeenlijk verkeert.

Bekrompenheid van zin is de noodlottige, zij het ook natuurlijke vrucht van beperktheid van blik en engheid van levenssfeer. Feitelijk kent men het leven slechts in één verschijningsvorm ; die ééne vorm vertoont zich te midden onzer omgeving in al zijn vele schakeeringen ; en in den strijd tusschen die schakeeringen, kiest wie warm leeft , zóó ernstig partij , dat het hem ten leste te moede wordt, alsof zich geen andere sfeer van wer- kelijkheid liet denken. En dat juist doet het netvlies onzer waarneming verschrompelen.

Ook op kerkelijk gebied is dat waar.

Vloekerig-los in den mond zijn is, helaas, in breeden kring Hollandsche hebbelijkheid, en al keerden zich in

124 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

later tijden ook vele Modernen tegen die stuitende vloek- gewoonte, hun strijd er tegen gold alleen het fatsoen. Te vloeken stond niet. Op sociëteit, en onder de kar- nuiten, spekte dat de conversatietaai, maar in deftiger gezelschap, en vooral in het bijzijn van nog niet geëmancipeerde dames moest men zich van zulke taai- uitwassen onthouden.

Tegen het vloeken als vloeken daarentegen, d. w. z. tegen het door God verboden misbruiken van zijn heiligen Naam, kwam ten onzent alleen .^.^ de fijne''' op, en dan nog meest alleen „de Jicel fijne". Als leden van het ongeorganiseerde «;;//-vloek-verbond deden zich in ons land , welbezien , alleen de steile Gereformeerden kennen, en althans onze Roomsche landgenooten deden aan dezen socialen kruistocht tegen de zonde der los- lippigheid niet meê.

Niet dat de Roomschen meer of erger vloeken dan de aandeelhouders in de groote Protestantsche partij " ; maar al vloeken ze niet erger dan „gewoonweg", bij de propaganda tegen het vloeken lieten ze zich hier te lande toch nimmer inlijven.

Maar nu steekt ge den Atlantischen Oceaan over, ge zet te New-York voet aan wal, en rijdt met een trolley-car van New-York naar het aan New-York aan- gebouwde Brooklyn, en uitstappende stuit ge op een zee van mannen in een plechtigen optocht onder wui- vende banieren ; een stroom van ouden en van jongen , die door reporters juist geteld, bleek uit niet minder dan elf duizend mannen te zijn saamgesteld.

Ge vraagt wat dat is, wat die optocht beduidt, en wat in die door den wind gerimpelde vaandels te lezen

UIT HET KERKELIJK LEVEN. I25

staat, en nu hoort ge tot uw verbazing, dat die optocht tegen het vloeken is , en dat wel , niet tegen het vloeken als onfatsoenlijk voor fatsoenlijke lippen, maar als hoon aan 's Heeren heiligen Naam. Het is een optocht, zoo zegt een minzame politieagent u , van de leden van den Heiligen Naam ".

Dus, zoo concludeert ge, zit Brooklyn stijf in de steile Gereformeerden, want mannen die aldus publiekelijk tegen het vloeken optreden, dat rnoeten Calvinisten zijn.

Maar niets er van.

Uw .wegwijzer zegt het, en het Crucifix, dat ginds vooruit wordt gedragen, bevestigt het u . . . . die „leden van den Heiligen Naam" zijn .... geen „fijnen" .... maar Roomse Jien.

De Roomschen gaan te Brooklyn in den strijd tegen het vloeken voorop, en het zijn niet de fijnen, maar de Roomschen , die door openlijk protest het ellendige vloeken willen uitroeien.

Na dien eersten verrassenden indruk stelt ge u al verder op de hoogte van der Roomschen bedrijf in Amerika, en ge ontwaart, hoe ze hun kracht zochten in het stichten van een vrije universiteit, hoe ze veel ijveriger dan de Protestanten voor de Christelijke school tegenover de Staatsschool partij kozen, ja, hoe ze zelfs het „leekenelement", op kerkelijk gebied tot invloed poogden te brengen , zóó zelfs dat de verhouding tot Rome meer dan eens gespannen werd. En zoo wordt ge telkens meer in uw overtuiging bevestigd , dat wie naar wat in Nederland Roomsch heet, al v^dX Roomsch is, dacht te kunnen afmeten, althans in Amerika buiten den waard heeft gerekend.

126 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

Doch als ge , hierop afgaande , nu nauwelijks twijfelt, of in Amerika zullen de Roomschen dan ook politiek tegen de beginselen der Fransche Revolutie overstaan, dan keert het blaadje opeens weer om. Bijna alle Roomsche Amerikanen zijn Democraten, ze dwepen met Jefïerson, en Jefferson was blijkens zijn strijd in 1793 de man die zelf dweepte, en Amerika wilde doen dwepen, met de helden van het gerevolutioniseerd Parijs.

Reeds aan dat ée'ne staal merkt ge dus aanstonds , hoe uw maatstaf voor de dingen dien ge uit Amsterdam meebracht, in New- York onklaar is geworden, en dat de consequentie waarmee ge aan den Amstel placht te redeneeren , aan den Hudson niet meer opgaat.

En denk nu niet, dat dit alleen ten opzichte van de kerkelijke wereld der Roomschen alzoo is, het geldt evenzoo van der Protestanten kerkelijk bestaan.

Schuilt ten onzent alle kerkelijk leven, en durft het ternauwernood fluisterend uitkomen , in heel Amerika staat het kerkelijk leven , dat der Protestanten evengoed als dat der Roomschen , energiek en scherp geteekend op den voorgrond.

Ge ergert u soms aan dat publieke kerkelijk leven , soms ergert ge er u aan tot in uw ziel. Zoo b.v. als in New Jersey-city, ook al vlak bij New-York, een predikant per advertentie in alle bladen bekend maakt, dat hij voor de jonge mannen en jonge dames, die trouw de Zondagsschool hebben afgeloopen, een dans- school bij zijn kerk geopend heeft, 'want dat goede Christenen fraai en vlug moeten kunnen dansen, en dat wel niet „geestelijk dansen", zooals weer anderen het

UIT HET KERKELIJK LEVEN. 12/

invoeren, neen maar dansen jongens en meisjes onder elkaar met zeer gewone walsen en polka's.

Een ander maakt het nog fraaier, en opent, om de geestelijke klandisie der stevigste jonge mannen voor zijn kerk te behouden , bij die kerk een klasse , waar onder- richt in het boksen gegeven wordt. „Boksen", zoo redeneert deze geestelijke leidsman, verhoogt het „self- respect". Ge zijt dan niet bang, en kruipt voor niemand in uw schulp. En juist zulke flinke, niemand ontziende jonge mannen, moeten den strijd voor Christus en zijn kerk aanbinden.

Zoo stuit ge op allerlei excessen. Ge treedt in Mad- disson Avenue op Zondagavond een openstaand, hel verlicht kerkgebouw binnen , en ziet (er is geen preek- stoel) op het platform twee lezenaars staan , en achter den éénen een deftig heer , en achter den ander een nog deftiger dame, en tusschen beiden in hooge Chi- neesche vazen met prachtige ruikers van rozen en chrysanthemums. Die dame doet niets dan met flu- weel-zilveren stem wonderschoon zinsneden uit de Heilige Schrift voorlezen , en het publiek zit er ver- baasd bij.

Op een Beurtenbriefje vindt ge aangekondigd , dat in die en die kerk de predikant N. N. dienst zal doen ,, maar voorts in breeder letter dat bij dien dienst zingen zullen de heer X van de Italiaansche Opera, en Miss Y van de Grand Opera. Sterker nog, Zondagmorgen brengt een bijblad van een poHtieke courant u het buste-portret van die Miss Y , in echt opera-kostuum , met er onder: Contre alto van Dominee N. N.

Altemaal excessen en zonderlingheden, alleszins ge-^

128 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

schikt om een gewoon Gereformeerd man uit onze lage landen de haren te berge te doen rijzen.

Is dat hier de kerk.'

Ai mij , waar gaat het met Christus' heilige kerk in de nieuwe wereld heen ?

Maar tegenover deze ergerende „liabilities," gelijk de Amerikanen zeggen, staan over „assets" die u niet minder verbazen.

In de gemeene buurten, in de salons, in de huizen van „Wijntje en Trijntje," is men voor de kerk bang. In wat hoeken ook de misdaad, de gemeenheid, de ongerechtigheid en losbandigheid wegsluipt , ze vreest er de kerk, want ze weet bij ervaring, en ze voelt nog op het eigen oogenblik, dat de kerk een macht is, die haar nazit en haar schandelijk bedrijf striemt, stuit en inperkt.

Reeds de enkele namen van Dr. Parkhurst te New- York en Dr. Henry te Chicago verwekken schrik in de schuilhoeken der zonde.

Die mannen vermanen niet enkel de geloovigen die •opkomen , maar tasten het zedelijk kwaad in de stad hunner inwoning met naam en toenaam aan. Ze or- ganiseeren er hun hulpcorpsen tegen. Ze controleeren de politie of zij haar plicht wel doet. En schiet de politie te kort, dan hebben ze een aanklachtboek van wel geconstateerde feiten gereed , en klagen eerst hooger op, en zoo dit niet helpt, spreken ze publiek in de pers. Dr. Henry heeft zelfs een corps van 25.000 kiezers ver- zameld , dat bij verkiezingen weigert zijn stem aan de candidaten van wat partij ook te geven, die niet als mannen van zedelijkcn ernst te boek staan.

UIT HET KERKELIJK LEVEN. I29

Daarbij zijn de kerken , zonder weelderig te zijn, net ingericht, om gedruisch te voorkomen met tapijt in alle looppaden belegd , met electriciteit zacht verlicht , met steamfurnaces aangenaam verwarmd , kortom men zit er als thuis.

En het geld vloeit, stroomt. Giften van een tonne gouds, of ook van een half millioen en meer , zijn lang geen ongewone giften. Vandaar dat kerken niet op een zijgracht schuilen, maar op de deftigste straten voor een ieder in het oog loopen , en alle zonder onderscheid met torenspitsen, slank en hoog, zich van verre aan- kondigen.

Is dan ook ten onzent een predikant vaak een gedrukte figuur, die op de volle markt des levens zich zelden vertoont, in Amerika is elk Bedienaar van den gods- dienst geëerd en gevierd in de volle samenleving.

Hij staat in niets achter, heeft in elk opzicht iets voor. Groote spoor- en stoombootmaatschappijen bieden hem eershalve een clerical-ticket tegen halven prijs.

Zoo mengt zich licht- en schaduwzijde in het kerkelijk leven in Amerika dooreen. Maar onder alles blijft de indruk overheerschend , dat uw leven in uw vaderland waarlijk niet de éénige bestaanswijs is, maar dat het rijke leven van Christus' kerk ook in heel andere ver- schijningen kan optreden, ongetwijfeld met veel dat u ergert, maar ook even stellig met veel dat u boeit.

II.

Doch niet grillig enkel in bijzonderheden, en door haar hooge geëerde positie in de wereld , treedt de

9

130 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

Protestantsche kerk van Amerika zoo geheel verschillend op van wat wij hier te lande gewoon zijn, de heel andere levensverschijning spreekt zich ook uit in haar bestaan zelf en als zoodanig, in haar formatie , in haar instituut, in haar te voorschijn treden als kerken.

Men herinnert zich onze moeilijkheden sinds '92 met de A's en de B's, waar in een drietal steden zelfs nog Cs bij kwamen. Een alphabetische splitsing onzer Ge- reformeerde kerken , die , bij ons nawerking van vroegere gedeeldheid , in even tien jaren tijds reeds over de helft slonk, in oprechten en openhartigen stijl door onze Synoden gewraakt en veroordeeld is, en die waar ze dan nog voortkruipt en voortsluipt, zich min of meer schaamt voor zichzelve.

Maar in Amerika voelt men van dien blos der schaamte niets.

Daar blijft men zelfs niet bij A, B, C staan, maar speelt lustig heel het alphabet tot X, Y, Z uit. Ja, zoo dartel woelig is deze splijtzwam daar uitgeschoten, dat zelfs de Hollandsche kolonisten , die aan beteren levens- trant gewend waren , in even bandelooze gedeeldheid zijn uiteengegaan , en b.v. te Grand-Rapids nu reeds, in twee groepen, over de twintig Hollandsche kerken bezitten , die , elk met een eigen kerkeraad, als populieren om een boerenerf naast elkaar staan.

Toch moet ge dit onzen Hollandschen kolonisten niet te sterk aanrekenen. Wie in een vreemd land komt, is zelden aanstonds in staat tegen een daar heerschende strooming op te roeien.

Niet zij , maar de Amerikanen van Engelsche herkomst drukten hier hun stempel op de kerkelijke usantie.

UIT HET KERKELIJK LEVEN. 131

En welke is nu die usantie?

Kortweg deze, dat elk kerkgebouw een aparte kerk vertegenwoordigt, die met de overige kerken van gelijke belijdenis in geen plaatselijk verband hoegenaamd staat.

Men richt daar een kerk op gelijk hier te lande een club, een sociëteit, een leesinrichting of een badhuis.

Eenige Presbyterianen, of Baptisten , of Methodisten, of Gereformeerden , die in elkanders buurt wonen , en niet dicht genoeg bij hun buurt een kerk van hun be- lijdenis vinden , vatten het plan op om in hun buurt een eigen kerk te zetten. Daartoe vormen ze een corpo- ratie, benoemen trustee's , brengen kapitaal bijeen, bouwen een kerk , benoemen ouderlingen , beroepen een predikant, en openen nu hun diensten, in de hoop van er velen te lokken.

Van dat lokken moet men leven , en alles wordt er dus op aangelegd, om de kerkelijke onderneming zoo aantrekkelijk mogelijk te maken.

Een predikant „die niet trekt" is bij dien stand van zaken een onmogelijke figuur. Zulk een zou in minder dan geen tijd de geheele onderneming failliet doen gaan. Hij moet boeien of hij moet weg.

Want wel zijn er in het Oosten enkele kerken , die schatrijk door haar fondsen zijn, en die het dus kunnen uitzingen , maar bij de sterke concurrentie brengt een „doode" prediker de beste kerk toch om haar eere. Een leege kerk is in Amerika als een winkel die ver- loopt.

Trustee's en prediker komen daardoor soms scherp tegenover elkander te staan.

Nog kort geleden was er in New-York een kerk,

132 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

waar het 's morgens wel ging, maar bij de avond- diensten het gehoor merkbaar dunde. Toen meenden de trustee's, dat men 's avonds van de godsdienst- oefening meer een „gezellig samenzijn" dan een kerke- lijken dienst moest maken , en noodigden den prediker uit de predikatie op haast niets in te krimpen , en den tijd te vullen met allerlei koor- en sologezang, en ook wel met voorstellingen van kalklichtbeelden. Dat trok weer. Toen ging men in die richting al verder. En eindelijk deden de trustee's den dienst zoo ganschelijk ontaarden , dat de prediker toch voelde niet meer meê te kunnen. Hij protesteerde er krachtig tegen, dat op die wijs de kerk een Zondags entertainment, d. i. een soort van Xonddigs- komedie werd, en hervatte kloekweg de oude predikatie. Maar de trustee's pasten er voor. De leeraar moest kiezen of deelen. Hij moest impressario van een Zondags-komedie worden, of heengaan. En deze dienstknecht des Heeren aarzelde geen oogenblik. Hij verkoos de eere van zijn ambt boven de gunst der trustee's . ... en hij ging !

Dit systeem van „kerk los naast kerk" te zetten in dezelfde stad, is uiterst geleidelijk opgekomen uit het Engelsche parochie-systeem. In Romes dagen was dit systeem van kerspelindeeling in Engeland gevestigd , en door het burgerlijk bestuur geijkt. Nu nog zou men het in Engeland niet kunnen afschaffen, zonder veelszins het burgerlijk bestuur in verwarring te brengen.

Doch zoowel onder Rome, als onder het Episcopaat der Engelsche kerken, was deze indeeHng en versnip- pering van het kerkelijk leven niet aan zvilleketir over- gelaten. Het Episcopaat bepaalde zuaai' een kerk komen

UIT HET KERKELIJK LEVEN. 133

ZOU , en tevens hoever de grens van zulk een kerk zou strekken.

Toen nu voor de Presbyterianen en andere Noncon- formisten dit Episcopale toezicht ophield , en alzoo elke regelende macht wegviel, bleef er geen andere aanwijzing voor de indeeling over dan het eigenmachtig goedvinden der enkele geloovigen , en zóó ontstond vanzelf in Enge- land dit in den grond Pelagiaansche stelsel voor kerk- bouw. Wie wilden zett'en een „kerkelijke onderneming" op touw, en alle kerken concurreerden onderling met elkaar.

Nu hindert dit natuurlijk minder in kleine plaatsen, of ook in groote steden waar de bevolking tamelijk ge- lijksoortig is, en dus de indeeling feitelijk op hiiurtin- deelmg neerkomt. De concurrentie tusschen kerken van dezelfde belijdenis wordt dan bijna niet gevoeld, en is zoogoed als uitsluitend actief tusschen de kerken met verschillend bedoelen.

Maar spaak loopt het in de groote steden , als in de verschillende stadsdeelen de rijken, de gezeten burgers, en de werkliedenklasse verspreid leven. Onder dat ge- sternte toch wordt een kerk in een rijke buurt een kerk voor enkel gegoeden ", in een winkelbuurt van „enkel neringdoenden," en in een armenbuurt van „enkel armen." Dit gaat dan ook zoover, dat er rijke kerken zijn, waar voor geen armen kan gecollecteerd worden , omdat ze er niet zijn , en waar de diakenen niets te doen hebben , eenvoudig omdat er niemand tot de kerk behoort die steun of hulp noodig heeft. Ook het ouderlingschap is in zulk een kerk een dood paard aan een boom gebonden. Een enkele kerkeraadsvergadering

134 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

uitgezonderd hebben ze ter wereld niets als ouderlingen te doen , en de diakenen treden alleen in functie als „brood en wijn" bij het heilig Avondmaal worden rondgedeeld.

Tevens heeft dit ten gevolge , dat de taal de kerk on- noodig splitsen blijft. De Duitschers bouwen Duitsche, de Zweden Zweedsche, de Finnen Finsche kerken, de negers hebben kerken waar enkel „coloured people" komt. En zulks niettegenstaande allen perfect Engelsch verstaan ; en alzoo niet de taal, maar alleen de Belijdenis het kerkelijk leven moest indeelen.

Toch wane men daarom niet, dat de rijke kerken haar rijke inkomsten oppotten. Integendeel, ze zijn mild in hulpbetoon, en stichten allerwegen in de achterbuur- ten chapcls , en in de nieuwe streken van het Westen , allerwegen kerken , om de minder gegoeden en verlegen geloofsgenooten bij te springen, en het is vooral aan deze levendige en milde actie van de oude rijke kerken uit het Oosten te danken , dat het kerkelijk leven in het Westen zoo snel en zoo welig is opgeschoten. Zelfs de Unitariërs zijn door dien ijver aangegrepen, en b.v. de moderne kerk van Ds. Hugenholtz te Grand-Rapids zou reeds lang door gemis aan deelneming zijn ineen- gezonken, indien de Unitariërs uit Boston haar niet boven water hielden.

Feitelijk heeft men hier alzoo met een geheel anders ingericht kerkelijk leven te doen, en nu is het opmer- kelijk hoe deze geheel andere levensvorm bij eigenaar- dige nadeelen toch ook weer zijn eigenaardige lichtzijde vertoont.

Eén dier lichtzijden is, dat de belangstelling in het

UIT HET KERKELIJK LEVEN. I35

kerkelijk leven er sterk door wordt geprikkeld , dat de concurrentie tot het brengen van veel milder offers be- weegt, dat de predikanten genoodzaakt worden van hun prediking veel meer werk te maken, en last iiot least dat men op veel kleiner kring een eigen predikant heeft. Toestanden als hier te lande, dat men op 3 a 4000 zielen slechts één leeraar heeft, kent men in Amerika eenvoudig niet. De meeste kerken hebben niet meer dan een 2 a 300 leden, en één predikant op niet meer dan 100, ja op 80, 50 en minder gezinnen, is er volstrekt geen ongewoon verschijnsel. Ook zijn in de groote steden de traktementen , dank zij dit systeem , veel beter dan ten onzent. Een voorname kerk in New- York geeft aan haar predikant een traktement van ƒ 10.000 tot / 30.000 'sjaars. En dit beweegt dan weer vele jonge mannen, van hooger aanleg en fijner vormen , die hier te lande een andere carrière zouden zoeken, om zich aan den dienst der kerk te wijden. De aanzienlijkste familiën in het land zijn dan ook allerwegen in den leeraarsstand vertegenwoordigd.

Maar de schaduwzijde is niet minder groot.

Slechts op tweeërlei zij hier gewezen.

Vooreerst is de catechisatie , of in het algemeen het geven van godsdienstonderwijs door de predikanten (de Gereformeerde kerken nu uitgezonderd) in Amerika zoo- goed als onbekend. Men heeft er de Zondagsschool , waarvan veel werk wordt gemaakt, maar die toch in den regel in de handen van geheel onbevoegden is , en die zich veel meer toelegt op het uitpluizen van allerlei details uit de Bijbelsche geschiedenis , dan op het ver- spreiden van geloofsinzicht en van godvruchtigen zin.

136 UIT HET KERKELIJK LEVEN.

En daarmee is het dan ook uit. Omtrent zijn twaalfde jaar gaat men van die Zondagsschool af, en wordt men aan zichzelven overgelaten , in afwachting of men zich op later leeftijd als „bekeerde" en dan eerst als lid bij zijn kerk zal komen aanmelden. Feitelijk weten de meeste Christenen op later leeftijd dan ook zoogoed als niets van wat hun kerk belijdt. Natuurlijk is dit bij onze Hollandsche kolonisten heel anders en veel beter; ook in de dorpen; en ten deele zelfs bij de Reformed Church in de groote steden ; maar over het algemeen genomen is zóó en niet anders de toestand.

En de andere schier nog ernstiger schaduwzijde is, dat de predikanten in de groote steden , met hun groote traktementen , schier uitsluitend in de rijke kringen ver- keeren, en geheel in het wereldsche leven dier kringen meeleven.

Beide schaduwzijden tegelijk, en in onderling ver- band , kwamen het sterkst uit , toen schrijver dezes aan een niet-modern predikant van dit stempel vroeg, waarom hij dan ten minste zijn eigen kinderen niet catechi- seerde, en ten antwoord ontving: Daar is geen tijd voor, de school neemt alle uren in, en is er een uur over , dan .... moeten mijn kinderen naar de dansles.

III.

Een ander niet minder belangrijk gevolg van dit independentistisch parochiestelsel is het buiten alle ker- kelijk verband staan van meer dan de helft der be- volking.

Bij het lezen van statistieke opgaven over het kerke-

UIT HET KERKELIJK LEVEN. I37

lijke leven in de Vereenigde Staten, staat men dan ook bij eersten oogopslag min of meer verbaasd.

De geheele bevolking bedraagt een zeventig millioen zielen, en alle kerkelijke statistieken saam brengen het niet verder dan tot een goede tivintig millioen. Een be- rekening, die, werd ze zonder nader onderzoek gevolgd,